Taalweetjes 1 - hij wil


1. - hij wil of hij wilt?
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


1. - hij wil of hij wilt?

Slide 1 - Slide

Wat vinden jullie goed?
Alleen hij wil
Hij wil is beter
Allebei goed
Hij wilt is beter
Alleen hij wilt

Slide 2 - Poll

Wat zeggen experts?

Slide 3 - Slide

Wat zeggen experts?
Hij wil is het enige goede antwoord
Hij wilt is altijd fout

Slide 4 - Slide

Hoe zit het nu precies?

Slide 5 - Slide

Hoe zit het nu precies?
Bijna alle werkwoorden eindigen in de hij-vorm op een "t"
hij werkt, hij loopt, hij wordt

Slide 6 - Slide

Uitzonderingen
Hij-vorm niet op t

Slide 7 - Mind map

Hoe zit het nu precies?
Op de hoofdregel bestaan een paar uitzonderingen:
hij is, hij kan, hij zal, hij mag en... hij wil

Slide 8 - Slide

Hoe zit het nu precies?
Dit heeft te maken met de aanvoegende wijs

Slide 9 - Slide

Hoe zit het nu precies?
Dit heeft te maken met de aanvoegende wijs
Dit is een ouderwetse beleefdheidsvorm

Slide 10 - Slide

Hoe zit het nu precies?
Dit heeft te maken met de aanvoegende wijs
Dit is een ouderwetse beleefdheidsvorm
'Leve de koning!' / 'Men neme een ei' / 'Koste wat het kost'

Slide 11 - Slide

Hoe zit het nu precies?
Het woord willen wordt als onbeleefd beschouwd

'Ik wil een ijsje!'
'kindertjes die vragen worden overgeslagen'

Slide 12 - Slide

Hoe zit het nu precies?
Het woord willen wordt als onbeleefd beschouwd
Daarom gebruikte men vroeger de aanvoegende wijs:
Hij wille i.p.v. Hij wilt (onbeleefd)

Slide 13 - Slide

Hoe zit het nu precies?
Het woord willen wordt als onbeleefd beschouwd
Daarom gebruikte men vroeger de aanvoegende wijs:
Hij wille i.p.v. Hij wilt (onbeleefd)
In modern Nederlands is de 'e' weggevallen:
Hij wille > Hij will >  Hij wil

Slide 14 - Slide

Dit moet je onthouden!
Hij wil is goed
Het is een uitzondering op de regel: stam + t

Slide 15 - Slide