Gereedschappen les 2 - KW5

1 / 23
next
Slide 1: Slide
Gereedschappen V2MBOStudiejaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welke eisen worden er gesteld aan een draaibank (voor- en nadraaien)

Slide 2 - Open question

Noem 1 van de 4 hoofddelen van de draaibank

Slide 3 - Open question

Noem minimaal 2 van de 3 soorten sleden van een draaibank

Slide 4 - Open question

Noem minimaal 3 van de 5 opties waarvoor je een losse kop gebruikt

Slide 5 - Open question

Welke 3 aspecten zijn belangrijk bij het construeren van een draaibank

Slide 6 - Open question

Waarom wordt gietijzer gebruikt in een frame van een draaibank

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Welke 3 belangrijke hoeken kennen we nog van boren in LJ1

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Als ik wil kijken of ik een linkse of een rechtse beitel heb kijk ik:
A
Met de beitel naar me toe gericht
B
Met de beitel van me af gericht.

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Welke 2 groepen beitels zijn er
A
Voor rond en vierkant draaien
B
Voor langs- en dwarsdraaien
C
Voor inwendig en uitwendig draaien
D
Voor grote en kleine diameters

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Waarvan hangt het af hoe groot je de spaanhoek kiest?
A
de elasticiteit van het werkstukmateriaal
B
de weerstand van het werkstukmateriaal
C
het soort beitelmateriaal
D
de weerstand van het werkstukmateriaal en het soort beitelmateriaal.

Slide 20 - Quiz

Waarom moet een beitel een vrijloophoek hebben?
A
Verbetering van de spaanafloop.
B
vermindering van de wrijving tussen beitel en spaan
C
verbetering van de spaanvorming
D
vermindering van de wrijving tussen beitel en werkstuk.

Slide 21 - Quiz

Stelling 1: met de schroefspil kunnen langsslede en dwarsslede automatisch worden aangedreven.
Stelling 2: de beitelslede kan onder iedere gewenste hoek worden gezet.
Stelling 3: de losse kop kan op iedere willekeurige plaats op het bed worden vastgezet en in dwars- en hoogterichting worden versteld


A
alle 3 stellingen zijn juist.
B
alleen stelling 2 is juist
C
stelling 1 en 2 zijn juist en stelling 3 is onjuist.
D
stelling 2 en 3 zijn juist en stelling 1 is onjuist

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide