wk2.p6

1 / 30
next
Slide 1: Slide
BeroepsoriëntatiePraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Terugblik vorige les
Kantoorpraktijken

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

1. Aan het eind van de les weet ik....
2. Het is belangrijk dat ik dit kan omdat... 
1. Aan het eind van de les weet ik....

2. Het is belangrijk dat ik dit kan omdat... 

Slide 4 - Slide

Instructie:
Professioneel handelen

Zelfstandig werken:
Curiowerkblad
Pagina 1 - 6

Klassikaal werken:
LessonUp


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Slide 7 - Video

Welke maand is de kortste
maand van het jaar?
A
januari
B
april
C
februari
D
maart

Slide 8 - Quiz

Hoeveel dagen zitten er
in een week?
A
6 dagen
B
8 dagen
C
7 dagen
D
5 dagen

Slide 9 - Quiz

Welke dag komt
na woensdag?
A
maandag
B
donderdag
C
vrijdag
D
zaterdag

Slide 10 - Quiz

Hoeveel seizoenen zijn
er in een jaar?
A
6 seizoenen
B
5 seizoenen
C
4 seizoenen
D
3 seizoenen

Slide 11 - Quiz

Welk seizoen komt
na de zomer?
A
winter
B
lente
C
herfst
D
zomer

Slide 12 - Quiz

Welk seizoen is het nu?
A
Lente
B
Zomer
C
Herfst
D
Winter

Slide 13 - Quiz

Welke maand komt
na augustus?
A
Mei
B
Oktober
C
September
D
Juli

Slide 14 - Quiz

Hoeveel dagen zitten er
in een week?
A
7
B
8
C
5
D
6

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

Welke zin hoort bij
het afrekenen?
A
D. ‘We hebben veel binnen gekregen gistermiddag.’
B
C. ‘Kan ik u ergens mee helpen, meneer?’
C
A. ‘Dat is dan € 35,57 mevrouw.’
D
B. ‘Een klant heeft net een pot jam laten vallen.’

Slide 17 - Quiz

Welke zin gaat over het
vullen van schappen?
A
B. ‘Een klant heeft net een pot jam laten vallen.’
B
C. ‘Kan ik u ergens mee helpen, meneer?’
C
A. ‘Dat is dan € 35,57 mevrouw.’
D
D. ‘We hebben veel binnen gekregen gistermiddag.’

Slide 18 - Quiz

Welke zin gaat over het
ophalen van winkelwagens?
A
C. ‘Kan ik u ergens mee helpen, meneer?’
B
B. ‘Een klant heeft net een pot jam laten vallen.’
C
A. ‘Dat is dan € 35,57 mevrouw.’
D
F. ‘Gijs, kun jij als de bliksem de winkelwagens ophalen?’

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

Wat is een voorbeeld van onprofessioneel gedrag?
A
Vriendelijk de tijd nemen
B
Ongepaste opmerkingen maken

Slide 21 - Quiz

Hoe herken je
onprofessioneel gedrag?
A
Actief luisteren naar anderen
B
Negatieve houding tonen

Slide 22 - Quiz

Wat is een teken van
onprofessioneel gedrag?
A
Samenwerken aan projecten
B
Roddelen over collega's

Slide 23 - Quiz

Welke actie is
onprofessioneel?
A
Feedback geven aan collega's
B
Afspraken niet nakomen

Slide 24 - Quiz

Hoe herken je
onprofessioneel gedrag?
A
Proactief problemen oplossen
B
Open communicatie
C
Negatieve houding tegenover werk
D
Respect tonen voor collega's

Slide 25 - Quiz

Wat moet je doen bij
onprofessioneel gedrag?
A
Het negeren en verder gaan
B
Klacht indienen zonder gesprek
C
Zelf hetzelfde gedrag vertonen
D
Het bespreken met de persoon

Slide 26 - Quiz

Geef een voorbeeld van onprofessioneel gedrag op het werk.

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Slide

Volgende les
Veiligheid en hygiëne in de dienstverlening

Slide 29 - Slide

Einde van de les
Laat het lokaal netjes achter! 😉

Slide 30 - Slide