Lees mee - les 7

Lees mee - Les 7
1 / 125
next
Slide 1: Slide
Alfabetisering NT2Middelbare schoolSpeciaal OnderwijsISKLeerroute a2

This lesson contains 125 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lees mee - Les 7

Slide 1 - Slide

Kleuren, kleuren en nog eens kleuren

A De stijl van Vincent van Gogh
B Flyer
C Woordenboek

Slide 2 - Slide

Opdracht 1A
Kleuren met voeding combineren

Slide 3 - Slide

Bruin
A
chocola
B
aardbei
C
volkorenbrood
D
banaan

Slide 4 - Quiz

Geel
A
Aardbei
B
Boontjes
C
Banaan
D
Citroen

Slide 5 - Quiz

Groen
A
Sinaasappel
B
Boontjes
C
Komkommer
D
Slagroom

Slide 6 - Quiz

Oranje
A
Wortel
B
Sinaasappel
C
Tomaat
D
Suiker

Slide 7 - Quiz

Rood
A
Citroen
B
Aardbei
C
Tomaat
D
Wortel

Slide 8 - Quiz

Wit
A
Suiker
B
Slagroom
C
Citroen
D
Komkommer

Slide 9 - Quiz

Opdracht 1B
Uitdrukkingen met kleuren gebruiken

Slide 10 - Slide

1. Fiona heeft *een blauwe maandag* in de klas gezeten.

A
Heel kort
B
Je bent heel erg bleek!

Slide 11 - Quiz

2. In het centrum van de stad zijn veel *bruine* cafés.
A
schrijven...op
B
ouderwetse

Slide 12 - Quiz

3. De tuinman heeft *groene vingers*.
A
is heel goed met planten
B
maakt zich zorgen over

Slide 13 - Quiz

4. Aan het eind van de maand *staat* mijn zus meestal *rood*,
A
heeft...geen geld meer
B
maakt zich zorgen over

Slide 14 - Quiz

5. Kalim is elke dag te laat op school. De lerares krijgt *grijze haren* van hem.
A
maakt zich zorgen over
B
schrijven..op

Slide 15 - Quiz

6. Wat is er gebeurd? Je ziet zo *wit als een doek*.
A
Je bent heel erg bleek
B
ouderwetse

Slide 16 - Quiz

7. We *zetten* de afspraken *zwart op wit*.
A
is heel goed met planten
B
schrijven...op

Slide 17 - Quiz

De buitenkant van de tekst

Slide 18 - Slide

Opdracht 2
De structuur van de tekst

Slide 19 - Slide

Bekijk de tekst van 7a. Lees de tekst nog niet.
timer
1:00

Slide 20 - Slide

1. Hoeveel kopjes heeft de tekst?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 21 - Quiz

2. Op welke regel begint de tweede alinea onder het kopje 'landschappen en zelfportretten'?
A
26
B
28
C
35
D
99

Slide 22 - Quiz

3. Hoeveel regels heeft de tekst?
A
2 regels
B
10 regels
C
40 regels
D
41 regels

Slide 23 - Quiz

4. Hoeveel bronnen heeft de tekst?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quiz

Opdracht 3
Nadenken over het onderwerp van de tekst

Slide 25 - Slide

1. Wat was het beroep van Vincent van Gogh?

Slide 26 - Open question

2. Teken jij of schilder jij weleens?

Slide 27 - Open question

3. Heb jij een lievelingsschilderij? Of ken jij een bekend schilderij?

Slide 28 - Open question

De eerste ronde

Slide 29 - Slide

Opdracht 4
De tekst lezen zonder woordenboek

Slide 30 - Slide

Lees tekst 7A
Je hoeft niet elk woord te begrijpen. Gebruik geen woordenboek. Beantwoord daarna de vragen.
timer
10:00

Slide 31 - Slide

1. Lees de titel en de inleiding. Wat is het onderwerp van de tekst?
A
De stijl van Vincent van Gogh
B
Het leven van Vincent van Gogh
C
mensen die Vincent van Gogh kenden

Slide 32 - Quiz

2. Lees de tweede alinea. Wat kun je zeggen over het leven van Vincent van Gogh?
A
Hij was arm en hij had geen geluk in de liefde
B
Hij woonde lang op dezelfde plaats

Slide 33 - Quiz

3. Lees de tekst onder het kopje 'licht en kleur'. In welke plaats maakte Vincent van Gogh kennis met Japanse kunst?
A
Nuenen
B
Parijs
C
Zundert

Slide 34 - Quiz

4. Lees de tekst onder het kopje 'landschappen..'. Hoe veranderde de stijl van van Gogh in Arles?
A
veel meer kleuren in portretten
B
zelfportretten schilderen

Slide 35 - Quiz

5. In welk jaar ging Vincent van Gogh dood?
A
1890
B
2006

Slide 36 - Quiz

Opdracht 5
Oefenen met woorden

Slide 37 - Slide

Opdracht 5A
Synoniemen en omschrijvingen

Slide 38 - Slide

Opdracht 5A
timer
10:00

Slide 39 - Slide

We nemen samen de woorden door in quizlet

Combineren of leren in quizlet:
https://quizlet.com/gb/595885457/lees-mee-les-7-kleuren-kleuren-en-nog-eens-kleuren-flash-cards/


Slide 40 - Slide

Opdracht 5B
Woordweb

Hoe meer woorden, hoe beter!

Slide 41 - Slide

Kunst

Slide 42 - Mind map

Kleuren

Slide 43 - Mind map

Opdracht 5C
voorvoegsel of achtervoegsel

Slide 44 - Slide

1. In regel 32 staat het woord 'onzeker'. Wat betekent dat?

Slide 45 - Open question

2. Het achtervoegsel -baar betekent 'je kunt'. Wat betekent: 'De schilderijen van Van Gogh zijn onbetaalbaar.'

Slide 46 - Open question

3. Welke woorden ken jij nog meer die beginnen met 'on-'?

Slide 47 - Open question

4. Welke woorden ken jij nog meer die eindigen met 'loos-'?

Slide 48 - Open question

5. Welke woorden ken jij met het achtervoegsel '-baar'?

Slide 49 - Open question

5D Samengestelde woorden
samengesteld woord 
woord bestaat uit 2 delen

Slide 50 - Slide

wereldberoemd

wereld - beroemd
A
de
B
het
C
-

Slide 51 - Quiz

Wat betekent 'wereldberoemd'?

Slide 52 - Open question

Liefdesverdriet

liefdes - verdriet
A
de
B
het
C
-

Slide 53 - Quiz

Wat betekent 'liefdesverdriet'?

Slide 54 - Open question

aardappeleter

aardappel - eter
A
de
B
het
C
-

Slide 55 - Quiz

Wat betekent 'aardappeleter'?

Slide 56 - Open question

Slide 57 - Slide

kunsthandelaar

kunst - handelaar
A
de
B
het
C
-

Slide 58 - Quiz

Wat betekent kunsthandelaar?

Slide 59 - Open question

hemelsblauw

hemels - blauw
A
de
B
het
C
-

Slide 60 - Quiz

Wat betekent 'hemelsblauw'?

Slide 61 - Open question

wijnrood

wijn - rood
A
de
B
het
C
-

Slide 62 - Quiz

Wat betekent 'wijnrood'?

Slide 63 - Open question

zelfportret

zelf - portret
A
de
B
het
C
-

Slide 64 - Quiz

Wat betekent 'zelfportret'?

Slide 65 - Open question

Slide 66 - Slide

linkeroor

linker - oor
A
de
B
het
C
-

Slide 67 - Quiz

Wat betekent 'linkeroor'?

Slide 68 - Open question

ziekenhuis

zieken - huis
A
de
B
het
C
-

Slide 69 - Quiz

Wat betekent 'ziekenhuis'?

Slide 70 - Open question

sterrennacht

sterren - nacht
A
de
B
het
C
-

Slide 71 - Quiz

Wat betekent 'sterrennacht'?

Slide 72 - Open question

Slide 73 - Slide

5E Mijn nieuwe woorden

Slide 74 - Slide

timer
7:30

Slide 75 - Slide

Slide 76 - Slide

Nieuwe woorden

Slide 77 - Mind map

De tweede ronde

Slide 78 - Slide

Opdracht 6
Oefenen met verwijswoorden

Slide 79 - Slide

1. Wat is het vraagwoord?
A
Van wie?
B
Wat?
C
Waar?
D
Welke?

Slide 80 - Quiz

Van wie zagen maar weinig mensen hoe bijzonder zijn manier van was?

Slide 81 - Open question

2. Wat is het vraagwoord?
A
Van wie?
B
Wat?
C
Waar?
D
Welke?

Slide 82 - Quiz

Waar is zijn broer Theo kunsthandelaar?

Slide 83 - Open question

3. Wat is het vraagwoord?
A
Van wie? / Wiens?
B
Wat?
C
Waar?
D
Welke?

Slide 84 - Quiz

In wiens schilderijen wordt veel licht en kleur gebruik?

Slide 85 - Open question

4. Wat is het vraagwoord?
A
Van wie?
B
Wat?
C
Waar?
D
Welke?

Slide 86 - Quiz

Welke kunst heeft veel invloed op Vincents manier van schilderen?

Slide 87 - Open question

5. Wat is het vraagwoord?
A
Van wie?
B
Wat?
C
Waar?
D
Welke?

Slide 88 - Quiz

Waar maakt hij onder meer een beroemd schilderij van een sterrennacht?

Slide 89 - Open question

6. Wat is het vraagwoord?
A
Van wie?
B
Wat?
C
Waar?
D
Welke?

Slide 90 - Quiz

Wat is evenveel als je voor een Boeing 737 betaalt?

Slide 91 - Open question

Opdracht 7
De tekst beter begrijpen

Slide 92 - Slide

Lees de tekst 7A nog eens, nu heel precies. 
timer
5:00

Slide 93 - Slide

1. In de inleiding staat een uitleg van het woord 'stijl' in drie woorden. Schrijf deze drie woorden over.

Slide 94 - Open question

2. Lees de tweede alinea. Waarom vinden mensen van alle leeftijden de schilderijen van Van Gogh mooi?

Slide 95 - Open question

1853
1885
1886
1888
1890
Zundert
Nuenen
Parijs
Arles

Slide 96 - Drag question

1853 
Zundert
1885
Nuenen
1886
Parijs
1888
Arles
1890
Van Gogh wordt geboren.
Van Gogh schildert 'de aardappeleters'.
Van Gogh leert impressionisten en Japanse tekeningen kennen.
Van Gogh huurt atelier in Zuid-Frankrijk, maakt zelfportretten.
Van Gogh pleegt zelfmoord.

Slide 97 - Drag question

Opdracht 8
flyer
=
een papiertje met een aankondiging

Slide 98 - Slide

timer
2:00

Slide 99 - Slide

Slide 100 - Slide

1. Wat gaat er gebeuren?

Slide 101 - Open question

2. Wanneer?

Slide 102 - Open question

3. Waar?

Slide 103 - Open question

4. Wie geeft de les?

Slide 104 - Open question

5. Hoe duur is de les?

Slide 105 - Open question

Opdracht 9
Het woordenboek
=
In het woordenboek vind je informatie over woorden

Slide 106 - Slide

Slide 107 - Slide

1. Hoeveel betekenissen heeft het woord 'schilder'?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 108 - Quiz

2. Welke betekenis heeft het woord 'schilder' in tekst 7A?
A
Iemand die schilderijen maakt
B
Iemand die huizen verft

Slide 109 - Quiz

3. Welke informatie lees je over het werkwoord 'schilderen' behalve de betekenis?

Slide 110 - Open question

4. Is *schilderij* een de-woord of een het-woord?
A
de
B
het

Slide 111 - Quiz

5. Wat is het meervoud van schilderij?
A
Schilders
B
Schilderijs
C
Schilderijen
D
Schildereien

Slide 112 - Quiz

6. Staat het woord 'scheren' vóór of na deze tekst in het woordenboek?
A
Voor
B
Na

Slide 113 - Quiz

7. Waar zoek je het woord 'schuur'? Voor of na deze tekst?
A
Voor
B
Na

Slide 114 - Quiz

8. Vergelijk tekst 7C met jouw eigen woordenboek. Welk woordenboek vind je duidelijker?

Slide 115 - Open question

Opdracht 10
Een flyer maken

Slide 116 - Slide

Slide 117 - Slide

KAHOOT LES 7
https://create.kahoot.it/details/79dc1a7f-3aa5-4f87-be54-18bbbc5a27f6

https://create.kahoot.it/details/f0376d15-d9b8-4df9-9123-dee6e514f90b

Slide 118 - Slide

Opdracht 11
Nakijken, Leren en de woordentoets en woordenmixtoets

Slide 119 - Slide

Slide 120 - Slide

Slide 121 - Slide

Slide 122 - Slide

Slide 123 - Slide

Slide 124 - Slide

Slide 125 - Slide