modale werkwoorden

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wat .... jij iedere zondag doen?
A
moet
B
hoef
C
hoeft
D
wilt

Slide 14 - Quiz

Ik .......... (belofte) de kerstboom versieren
A
moet
B
kan
C
zal
D
wil

Slide 15 - Quiz

....... je hier roken (toestaan)
A
kun
B
kan
C
mag
D
moet

Slide 16 - Quiz

hij ......... (wens) graag een nieuwe fiets voor zijn verjaardag
A
hoeft
B
moet
C
mag
D
wil

Slide 17 - Quiz

Ik kan niet bij je op bezoek ........
A
kom
B
komt
C
gekomen
D
komen

Slide 18 - Quiz

hij zal met Pasen de eieren ........
A
verstopt
B
verstoppen
C
verstop
D
geverstopt

Slide 19 - Quiz

Ik ...... haar een kaart sturen, of ik .... bij haar op bezoek .....
A
kan, kan, gaat
B
kan, kan, gaan
C
moet, moet, gaat
D
moet, moet gegaan

Slide 20 - Quiz

...... wij vandaag naar school?
nee, het is vakantie, wij ...... niet te gaan.
A
kunnen, moeten
B
moeten, hoeven
C
moeten, kunnen
D
hoeven, hoeven

Slide 21 - Quiz

Maak een zin. Gebruik:
kunnen - koken

Slide 22 - Open question

Maak een zin. Gebruik:
zullen - dansen

Slide 23 - Open question

Maak een zin. Gebruik:
willen - kijken

Slide 24 - Open question

Maak een zin. Gebruik:
moeten - studeren

Slide 25 - Open question

Maak een zin. Gebruik:
mogen - drinken

Slide 26 - Open question

Modale verba zijn ...
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 27 - Poll