Grammatica: pv, ow & gezegde

Grammatica 
Persoonsvorm 
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica 
Persoonsvorm 

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm

Slide 2 - Mind map

Persoonsvorm 
Wanneer je een zin in de vragende vorm zet, er dus een vraag van maakt, dan is het eerste woord van die zin de persoonsvorm. Wanneer het al een vragende zin is, die begint dan met de woorden: waarom, waar, wanneer, hoe of hoeveel, dan komt de persoonsvorm meteen na dat woord. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Oefenen
Wij vinden thuiswerken leuk

Slide 7 - Open question

Oefenen
Hoe moeten wij de opdrachten maken?

Slide 8 - Open question

Opdracht
Schrijf de persoonsvorm op en schrijf daaronder het hele werkwoord (tt). 

Voorbeeldzin:
De tuinman snoeit de bomen. 
Schrijf op:
snoeit
snoeien

Slide 9 - Slide

Jan heeft een goudvis.

Slide 10 - Open question

Hun fietsen staan in de tuin.

Slide 11 - Open question

Waarom ging Marie niet naar school?

Slide 12 - Open question

Vader zette de televisie aan.

Slide 13 - Open question

De jongens kwamen te laat op school.

Slide 14 - Open question

De klas ging op schoolreis naar een speeltuin.

Slide 15 - Open question

De bokser verloor een belangrijke
wedstrijd.

Slide 16 - Open question

De narcissen bloeien al in de tuin.

Slide 17 - Open question

Op een ijsbaan kun je goed schaatsen.

Slide 18 - Open question

Waarom gaan wij in augustus niet op vakantie?>

Slide 19 - Open question

De regen klettert tegen de ruiten.

Slide 20 - Open question

Het kaboutertje liep achter een kruiwagen.

Slide 21 - Open question

Waarom reed de brandweerauto zo hard?

Slide 22 - Open question

De voetballer struikelde over de bal.

Slide 23 - Open question

De meester schreef een les op het bord.

Slide 24 - Open question

De kampioenen vierden feest in het dorp.

Slide 25 - Open question

De arme mensen waren toch tevreden.

Slide 26 - Open question

De burgemeester woonde in een prachtig huis.

Slide 27 - Open question

Waren die meisjes wel tevreden?

Slide 28 - Open question

Jan vond een fiets in de bosjes.

Slide 29 - Open question

Oude mensen kunnen vaak niet goed lopen.

Slide 30 - Open question

Daarom rijden ze vaak in een
scootmobiel.

Slide 31 - Open question

Ze duwden die kapotte auto naar
de garage.

Slide 32 - Open question

Eindelijk stonden ze voor de deur.

Slide 33 - Open question

Vol verbazing hadden de kinderen geluisterd.

Slide 34 - Open question

De supporters scholden de spelers
uit.

Slide 35 - Open question

Ze speelden dan ook erg slecht.

Slide 36 - Open question

Toch mogen de mensen dat niet doen

Slide 37 - Open question

De atleet had een heel eind gelopen.

Slide 38 - Open question

Hij was dan ook erg moe.

Slide 39 - Open question