Betaalmiddelen

Betaalmiddelen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
GASVBuitengewoon secundair onderwijs

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

Betaalmiddelen

Slide 1 - Slide

Hoe betaal jij in de winkel?

Slide 2 - Mind map

Wat weet je nog over de kredietkaart?

Slide 3 - Mind map

Het geld gaat meteen van je rekening af wanneer je betaalt.
A
Kredietkaart
B
Bankkaart

Slide 4 - Quiz

Je krijgt eerst een maandelijks overzicht, en daarna moet je betalen.
A
Kredietkaart
B
Bankkaart

Slide 5 - Quiz

Het geld wordt niet meteen van je rekening gehaald.
A
Kredietkaart
B
Bankkaart

Slide 6 - Quiz

Wordt vaak gebruikt voor dagelijkse aankopen
A
Kredietkaart
B
Bankkaart

Slide 7 - Quiz

Je leent eigenlijk geld van de bank
A
Kredietkaart
B
Bankkaart

Slide 8 - Quiz

Je geld afhalen aan een bankautomaat.
A
Kredietkaart
B
Bankkaart

Slide 9 - Quiz

Wat gebeurt er wanneer je met een bankkaart betaalt?
A
Het geld gaat onmiddellijk van je rekening.
B
Je moet pas volgende maand betalen.
C
Je leent geld van de bank.

Slide 10 - Quiz

Welke kaart wordt meestal wereldwijd aanvaard voor online betalingen, hotels en reizen?
A
Bankkaart (debetkaart)
B
Kredietkaart
C
Cadeaubon

Slide 11 - Quiz

Welke kaart kan extra kosten (rente) geven als je niet op tijd betaalt?
A
Bankkaart
B
Kredietkaart
C
Geen van beide

Slide 12 - Quiz

Wat weet je nog over de overschrijving?

Slide 13 - Mind map

De opdrachtgever is ...
A
Degene die de betaling verstuurd (jij dus).
B
Degene die het geld ontvangt.
C
Hoeveel geld je wilt overschrijven.

Slide 14 - Quiz

De begunstigde is ...
A
Degene die de betaling verstuurd (jij dus).
B
Degene die het geld ontvangt.
C
Hoeveel geld je wilt overschrijven.

Slide 15 - Quiz

Een gestructureerde mededeling is
A
Korte uitleg waarover de betaling gaat
B
De dag waarop de bank de betaling verwerkt.
C
Een speciale code van cijfers om een betaling automatisch te herkennen

Slide 16 - Quiz

Een mededeling is
A
Korte uitleg waarover de betaling gaat
B
De dag waarop de bank de betaling verwerkt.
C
Een speciale code van cijfers om een betaling automatisch te herkennen

Slide 17 - Quiz


A
Gestructureerde mededeling
B
Mededeling
C
IBAN

Slide 18 - Quiz

Wie is de begunstigde?
A
Degene die betaalt
B
Degene die het geld ontvangt
C
De bankmedewerker

Slide 19 - Quiz

De opdrachtgever bij een overschrijving is…
A
e persoon die het geld verstuurt
B
De persoon die het geld krijgt
C
De winkel waar je betaalt

Slide 20 - Quiz

Wat weet je nog over de bankkaart?

Slide 21 - Mind map

Van welke bank is deze bankaart?
A
Bankcontact
B
BNP Paribas Fortis
C
Visa

Slide 22 - Quiz

Welke code heb je nodig om te betalen of geld af te halen?

Slide 23 - Open question

Wat doe je als je je bankkaart verliest?
A
Niets
B
Een nieuwe pincode bedenken
C
Snel melden aan Card Stop of je bank

Slide 24 - Quiz

Aan welke rekening is de bankkaart gekoppeld?

Slide 25 - Open question