1.4 uitkomen met je geld

Vak: Mens en Maatschappij
Hoofdstuk: 1.4 
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel 
3. 
Instructie
4. 
Zelfstandig werken
5.
Evaluatie
1 / 12
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Mens en Maatschappij
Hoofdstuk: 1.4 
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel 
3. 
Instructie
4. 
Zelfstandig werken
5.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van M&M en open deze op blz 34.

Slide 2 - Slide

2. Lesdoel
Aan het einde van de les:
- weet je welke drie soorten inkomens mensen kunnen hebben
- kun je uitgaven indelen in vaste lasten, dagelijkse uitgaven en incidentele uitgaven.





Slide 3 - Slide

Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Huur
Vakantie
Meubels
Energie
Verzekering
Uitgaan
Persoonlijke verzorging
Boodschappen
Nieuwe telefoon

Slide 4 - Drag question

Uitkering
Loon
Winst

Een inkomen dat je ontvangt van de overheid
Het inkomen dat je verdient met een eigen bedrijf.
Het inkomen dat je verdient met een eigen bedrijf.

Slide 5 - Drag question

Van welk soort inkomen weet je van te voren niet hoeveel het is?
A
loon
B
winst
C
salaris
D
uitkering

Slide 6 - Quiz

Soorten inkomen
  • Loon / salaris = het inkomen dat je ontvangt als je voor een baas werkt
  • Winst = het inkomen dat je verdient met een eigen bedrijf
  • Uitkering = het inkomen dat je krijgt van de overheid als je bijvoorbeeld werkloos of arbeidsongeschikt bent.


Slide 7 - Slide

Soorten uitgaven
Vaste lasten = met regelmaat (je zit hier vaak aan vast)
  • Abonnement, huur/hypotheek
Dagelijkse uitgaven = meestal huishoudelijk
  • Boodschappen
Incidentele uitgaven = af en toe
  • Vakantie, nieuwe apparaten, auto

Slide 8 - Slide

Uitkomen met je inkomen
Begroting
= Overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven

Voor grote uitgaven kan je beter wat geld opzij zetten. 
Dit heet geld reserveren.

Slide 9 - Slide

Rekenen:
Van week naar maand

1 jaar bestaat uit:
  • 52 weken
  • 12 maanden

Formule:
Bedrag per week x 52 : 12
= bedrag per maand
Rekenen:
Van maand naar week

1 jaar bestaat uit:
  • 52 weken
  • 12 maanden

Formule:
Bedrag per maand x 12 :52
= bedrag per week

Slide 10 - Slide

6. Instructie
Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 7 op bladzijde 34 t/m 36


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna maak je de herhalingsopdrachten op blz 40.
Helemaal klaar? Dan mag je even op de IPad.

timer
1:00

Slide 11 - Slide

Huiswerk
Noteer in je agenda:
Maandag 11 juli
1.4 opdracht 1 t/m 7 + 
Herhalingsopdrachten

Donderdag 14 juli
Toets hoofdstuk 1








Slide 12 - Slide