Overal1-2 VH hfst 6.2 Stroomkringen

Tekst
Overal 1-2 HV hfst 6
6.2 stroomkringen
1 / 32
next
Slide 1: Slide
ScienceMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Tekst
Overal 1-2 HV hfst 6
6.2 stroomkringen

Slide 1 - Slide

6.2 stroomkringen
Om een elektrisch apparaat te laten werken sluit je deze met een snoer aan op een spanningsbron.
Er gaat een elektrische stroom lopen.
De elektrische stroom transporteert de elektrische energie naar het apparaat.

Slide 2 - Slide

De elektrische stroom loopt van de
pluspool naar de minpool van
 de spanningsbron. 

Op school gebruik je meestal een voedingskastje als spanningsbron

6.2 stroomkringen

Slide 3 - Slide

Met een schakelaar kun je de stroomkring openen of sluiten.

Tekst
Er zijn drukschakelaars (deurbel)
en aan/uit schakelaars (lamp/tv).

6.2 stroomkringen

Slide 4 - Slide

Geleiders en isolatoren.

Voorbeelden van geleiders zijn:
Koper                 zilver
ijzer                    lood
Staal                  zink
Nikkel                 brons
Goud              koolstof
Een geleider is een stof die een elektrische stroom goed doorlaat.
6.2 stroomkringen

Slide 5 - Slide

Geleiders en isolatoren.

Voorbeelden van isolatoren zijn:
Hout            steen
Plastic         kurk
Papier         marmer
Glas            perspex
Rubber        zuiver water

Een isolator is een stof die elektrische stroom niet doorlaat.

6.2 stroomkringen

Slide 6 - Slide

Weerstand

Een isolator heeft een grote weerstand. De stroom
kan er niet goed doorheen. 

Als een stof een goede geleider is heeft deze een kleine weerstand, de stroom kan er dan gemakkelijk doorheen.

6.2 stroomkringen

Slide 7 - Slide

Wanneer kan stroom lopen?
A
Bij een open stroomkring
B
Bij een gesloten stroomkring
C
Bij een gesloten én een open stroomkring
D
Weet ik niet

Slide 8 - Quiz

Wat voor soort stroomkring zie je hier?
A
Open stroomkring
B
Gesloten stroomkring

Slide 9 - Quiz

Welke stof is een geleider?
A
aluminium
B
glas
C
pvc
D
rubber

Slide 10 - Quiz

Welke stof is een geleider?
A
Hout
B
papier
C
Glas
D
koolstof

Slide 11 - Quiz

Welke stof is een isolator
A
Aluminium
B
glas
C
koolstof
D
staal

Slide 12 - Quiz

Zet de stoffen in het juiste vakje.
Geleider
Isolator
hout
ijzer
kraanwater
koolstof
lucht
plastic

Slide 13 - Drag question

De hoeveelheid stroom kun je meten.


Een stroommeter noem je ook wel een ampèremeter.

Dit doe je met een stroommeter. Een stroommeter meet de stroomsterkte.(grootheid).
De eenheid van stroomsterkte is Ampère (A).

6.2 stroomkringen

Slide 14 - Slide

Een ampèremeter sluit je aan door deze in de stroomkring te plaatsen.
6.2 stroomkringen

Slide 15 - Slide

Een ampèremeter heeft een plus en een min aansluiting. De plusaansluiting moet aan de pluskant van de batterijen.

6.2 stroomkringen
GOED
FOUT
+  -
-  +

Slide 16 - Slide

Meetbereik

Als je gaat meten moet je eerst het grootste meetbereik kiezen.

Het meetbereik is het gebied waarin gemeten kan worden.

6.2 stroomkringen

Slide 17 - Slide


Bekijk de afbeelding hiernaast. Staat de amperemeter correct aangesloten als je alleen de stroomsterkte over de bovenste lamp wilt meten?
A
Nee, een amperemeter moet over de lamp aangesloten worden
B
Nee, de amperemeter moet in de kring van de spanningsbron
C
Ja , de amperemeter zit in de kring van de lamp.
D
Zowel A, B & C zijn onzin.

Slide 18 - Quiz


In welke situatie is de ampèremeter goed aangesloten
A
B
A
In situatie A
B
In situatie B
C
In zowel situatie A als B
D
in beide situaties niet goed

Slide 19 - Quiz

Wat meet je met een ampèremeter
A
de stroommeter
B
stroomsterkte
C
volt
D
spanning

Slide 20 - Quiz

Waarmee meet je de stroomsterkte?
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Thermometer
D
megameter

Slide 21 - Quiz

Schakelingen tekenen

Een schakeling bestaat uit elektrische onderdelen die met elkaar zijn verbonden.

Schakeling

6.2 stroomkringen
Elektrische onderdelen zijn bijvoorbeeld een spanningsbron, een lampje en een schakelaar.
De draden verbinden deze onderdelen.

Slide 22 - Slide

Schakelingen tekenen

Schakelschema met symbolen
Om een tekening te maken van een schakeling gebruik je symbolen.
Een eenvoudige tekening van een schakeling noem je een schakelschema.

6.2 stroomkringen
Schakeling

Slide 23 - Slide

Elektrische symbolen
De rechter symbolen moet je kunnen herkennen en tekenen.
6.2 stroomkringen

Slide 24 - Slide

Een LED lamp heeft een plus en een min kant.
De Led laat dus de stroom slechts in één richting door
b.Een led in de sperrichting (de led brandt niet).
a. Een led in de doorlaatrichting
(de led brandt).
6.2 stroomkringen

Slide 25 - Slide

Wat geeft dit symbool aan?
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Lampje
D
Schakelaar

Slide 26 - Quiz

Wat geeft dit symbool aan?
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Lampje
D
Schakelaar

Slide 27 - Quiz

Dit is het symbool van...
A
een lamp
B
een LED
C
een lamp
D
een schakelaar

Slide 28 - Quiz

In een schakelschema is dit het symbool voor een....
A
batterij
B
lamp
C
amperemeter
D
schakelaar

Slide 29 - Quiz


Geef aan in welke situatie de led goed is aan gesloten
A
B
A
In situatie A
B
In situatie B
C
Bij zowel A als B
D
Bij zowel A als B niet goed aangesloten

Slide 30 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast. Welke onderdelen heb je nodig om deze schakeling te maken?
A
een spanningsbron, een led, een schakelaar en 3 draden
B
een spanningsbron, een lamp, een schakelaar en 2 draden
C
een spanningsbron, een meter, een schakelaar en 3 draden
D
een spanningsbron, een lamp, een schakelaar en 3 draden.

Slide 31 - Quiz

Huiswerk
Lees de tekst van paragraaf 6.2
Maak de vragen van paragraaf 6.2 op de digitale methode van Overal.
6.2 stroomkringen

Slide 32 - Slide