Hoofdstuk 29

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 2
• Leerroute 3

Woorden met het voorvoegsel ont-

Dit hoofdstuk gaat over woorden met het voorvoegsel ont-. 

voorvoegsels staan voor:

- een  werkwoord

- een bijvoeglijk naamwoord 

- een zelfstandig naamwoord. 

voorvoegsels veranderen de betekenis van een woord. 

lees de woorden hardop

ontdekken	ontwikkelen	ontzag	ontmoeting
onthaasten	ontmoeten	ontslaan	ontslag
ontbijten	ontwijken	ontdooien	ontkleden

een voorvoegsel is geen woord

voorvoegsels zijn geen zelfstandige woorden. 

ze hebben alleen een betekenis als er een woord achter komt. 

Veel voorvoegsels beginnen met ont-, 

het voorvoegsel ont- heeft te maken met:

- een verwijdering (ontvluchten, ontkomen) 

- een scheiding (ontbinden) 

- een verlies (ontbladeren, onthoofden)

- een begin (ontdooien, ontwaken) 

schrijf 3 woorden die met ont beginnen.

wel of geen voorvoegsel

ont- aan het begin van een woord is niet altijd een voorvoegsel. 

kijk naar de woorden ontvangen en ontevreden. 

Beide woorden beginnen met ont-. 

onvangen begint met het voorvoegsel ont-

vangen is een zelfstandig woord. 

Je kunt er ook een ander voorvoegsel voor zetten : gevangen, bevangen. 

ontevreden begint wel met ont-, maar dit is niet het voorvoegsel ont- 

ontevreden begint met een ander voorvoegsel: on-. 

is het voorvoegsel ont- ?

ontvangen

1. ja
2. nee

is het voorvoegsel ont- ?

ontevreden

1. ja
2. nee

is het voorvoegsel ont- ?

ontmoeten

1. ja
2. nee

is het voorvoegsel ont- ?

onterecht

1. ja
2. nee

andere voorvoegsels die je misschien kent:

ge- , be-, ver- 

wij gaan bij onze tante op ____zoek

1. ge
2. be
3. ver

op 6 mei vier ik mijn ___jaardag

1. ge
2. be
3. ver

27 is een ___tal

1. ge
2. be
3. ver

Wat is het ____roep van je vader?

1. ge
2. be
3. ver

Nu is het ____noeg!

1. ge
2. be
3. ver

tussen ons zit een groot ___schil

1. ge
2. be
3. ver

Ben jij al eens in Frankrijk ___weest.

1. ge
2. be
3. ver

Mijn ___duld is bijna op.

1. ge
2. be
3. ver

de ___pleegster verzorgt de zieke.

1. ge
2. be
3. ver

de juf kan me wel ___staan.

1. ge
2. be
3. ver

ik ___taal met vijf euro.

1. ge
2. be
3. ver

hij ___geet zijn hoed.

1. ge
2. be
3. ver

Peter ___zet mijn stoel

1. ge
2. be
3. ver

Hanne ___koopt haar poezen.

1. ge
2. be
3. ver

Mijn huiswerk is __daan.

1. ge
2. be
3. ver

__denk eens een goede zin.

1. ge
2. be
3. ver

Toon heeft een zeldzame bloem __plukt.

1. ge
2. be
3. ver

De jongens ___nielen ons kamp!

1. ge
2. be
3. ver

Hou op met je __zeur!

1. ge
2. be
3. ver

snellezen! 

ontbijt	ontbijtkoek	ontbijttafel	ontbieden	ontbranden
ontbreken	ontcijferen	ontdaan	ontdekken	ontdooien
ontduiken	onteren	onterven	ontfrutselen	ontgaan
ontgelden	ontgoochelen	ontgrendelen	ontroenen	onthalen
ontheffen	onthoofden	onthouden	ontkennen	ontkiemen
ontkleden	ontkomen	ontkurken	ontladen	ontleden
ontmoeten	ontneen	ontploffen	ontraadselen	ontregelen