A. Dus: directe en indirecte belastingen beïnvloeden elkaar. Verhoog je bijvoorbeeld de btw (indirecte belasting), dan kan de overheid besluiten om de inkomstenbelasting (directe belasting) te verlagen.
B. Als de overheid de btw (omzetbelasting) verhoogt, worden producten en diensten duurder.
Gevolg: consumenten geven minder uit, dus bedrijven maken minder winst.
Minder winst betekent: minder vennootschapsbelasting (winstbelasting) voor de overheid.
C. Stel: de overheid verlaagt de loon- en inkomstenbelasting, zodat mensen meer geld overhouden.
Hierdoor kunnen ze meer consumeren, bijvoorbeeld een auto kopen.
Mensen houden minder over → kopen minder auto's → minder bpm-inkomsten voor de overheid.