wk.20 Woordenschat par. 2

Welkom
  • Leg klaar:
  • Boek Nieuw Nederlands
  • Schrift


1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Welkom
  • Leg klaar:
  • Boek Nieuw Nederlands
  • Schrift


Slide 1 - Slide

Periode 3
week 19:     Woordenschat en Fictiedossier
week 20:    Lezen en Woordenschat
week 21:     Lezen en Woordenschat
week 22:    Lezen en Woordenschat
week 23:    Inleveren fictiedossier, woe, 4 juni
week 24:    Toets Lezen en Woordenschat, woe. 11 juni

Slide 2 - Slide

Lesplanning
  1. Oefenen met Lezen Thema B, par. 3
  2. Maak de opdracht lezen. Lesboek en schrift.
  3. Maak huiswerk Woordenschat af.

Slide 3 - Slide

Lezen, thema B, par. 3
  • Noteer de vijf W+H-vragen in je schrift:
  • Wat ?
  • Wie ?
  • Waar ?
  • Wanneer ?
  • Waarom ?
  • Hoe ?

Slide 4 - Slide

Filmpje: Anne Frank video dagboek
Wat bewaar je in een dagboek?
Waarom maakt Anne een video dagboek volgens dit filmpje?
Hoe voelt Anne zich aan het begin van het filmpje?
Aan het einde van het filmpje voelt Anne zich anders. Waaraan kun je dat zien of horen?


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Filmpje: Anne Frank video dagboek
Wat bewaar je in een dagboek?
Waarom maakt Anne een video dagboek volgens dit filmpje?
Hoe voelt Anne zich aan het begin van het filmpje?
Aan het einde van het filmpje voelt Anne zich anders. Waaraan kun je dat zien of horen?


Slide 7 - Slide

Welke zin vat dit filmpje het best samen?

1. Anne maakt een videodagboek om de verdrietige dingen van haar leven te laten zien.
2. Anne maakt een videodagboek, zodat mensen zich haar kunnen herinneren.
3. Anne voelt zich soms niet fijn, omdat ze denkt dat mensen haar slecht vinden.



Slide 8 - Slide

Huiswerk Lezen do. 22 mei
  • Maak uit je lesboek en in je schrift:
BK: Maak in Thema B, Lezen par. 3
Opdracht 5
KT: Maak in Thema B, Lezen par.3
Opdracht 2

Klaar? Huiswerk Woordenschat afmaken!

Slide 9 - Slide

Huiswerk woe. 21 mei
  • KT:  Maak par. 3 Verkeer; opdracht 1 t/m 5
  •          Maak de woordlijst van woorden uit opdracht 1,2 en 3 
  • BK: Maak par.3 Verkeer; opdracht 1 t/m 6
  •          Maak de woordlijst van woorden uit opdracht 1,3 en 4
  • Klaar?  Woordlijst par. 1 en 2 af?

  • Geef de titel van je leesboek door!

Slide 10 - Slide

Les planning

 1. Woordenschat, par. 3 Verkeer
 2. Woordraadstrategieën herhalen
 3. Woordlijst maken met onbekende woorden en betekenissen.

Slide 11 - Slide

Doelen van de les
  • Je leert de betekenissen van onbekende woorden.
  • Woordenschat uitbreiden. 
  • Je herhaalt de woordraadstrategieeën.

Slide 12 - Slide

Onbekende woorden
  • Woordraadstrategieën 
  1. synoniem zoeken
  2. omschrijving zoeken
  3. voorbeeld zoeken

Slide 13 - Slide

Even oefenen ....
Log in in de Lesson up.

Wat is de woordraadstrategie waarmee je de betekenis van het woord kan achterhalen?

Slide 14 - Slide

Sommige ............. hier gedragen zich niet netjes als ze bij de kassa lang moeten wachten.
A
wandelaars
B
publiek
C
consumenten
D
voorbijgangers

Slide 15 - Quiz

Wat is een synoniem van 'consument'?
A
verbruiker
B
klant

Slide 16 - Quiz

Wat betekent het woorddeel gehalte in energiegehalte?
A
helft (van de energie)
B
helft (van de energie) samenstelling (van de energie)
C
Wat betekent het woorddeel gehalte in energiegehalte? helft (van de energie) samenstelling (van de energie) totaal (van de energie)
D
helft (van de energie) samenstelling (van de energie) totaal (van de energie) hoeveelheid (energie)

Slide 17 - Quiz

Een groene nutriscore is een waardering voor een product met een hele gezonde samenstelling.
Welk synoniem voor (nutri)score zie je in de zin?
A
Een waardering
B
Een product
C
Iets wat gezond is
D
Een samenstelling

Slide 18 - Quiz

Snoep heeft een enorme aantrekkingskracht vanwege de fel gekleurde verpakkingen. Hoe ga je met die verleiding om?
Wat is de betekenis van verleiding?
A
interessant
B
verpakkingen
C
mode
D
aantrekkingskracht

Slide 19 - Quiz

In topvorm zijn betekent ....

Slide 20 - Open question

Meer landen, zoals Duitsland, Zwitserland en België gebruiken nu Nutri-Score.
Duitsland, Zwitserland en België zijn voorbeelden van .......

A
landen
B
de Nutri-score

Slide 21 - Quiz

Een variant betekent
A
iets wat van iemand is
B
andere vorm
C
een verandering
D
iets dat samengevoegd is

Slide 22 - Quiz

ongezond
(woord met een voorvoegsel)
Wat is de betekenis?
A

Slide 23 - Quiz

Als je deze ....... hier bij elkaar doet, krijg je een lekkere fruitsalade.
Welk woord past in de zin.....
A
producten
B
mix
C
ingrediënten
D
punten

Slide 24 - Quiz

Esmee heeft een aanbidder. Dat is iemand die haar bewondert.

A
Hier wordt een voorbeeld gegeven
B
Hier wordt een synoniem gegeven
C
Hier wordt omschrijving gegeven
D
Hier wordt een tegenstelling gegeven

Slide 25 - Quiz

Versleep de blauwe vlakjes, naar de juiste tekst
Zoek in het woord dat je niet kent een stukje dat je wel kent.
Dit is een andere woord, maar het betekent hetzelfde.
Zoek in de tekst naar iets wat het tegenovergestelde betekent.
Let op woorden: zoals, bijvoorbeeld, 
Voorbeeld
Synoniem
Bekend woorddeel
Tegenstelling
woordenboek

Slide 26 - Drag question

Woordlijst

Slide 27 - Slide

par.3 Verkeer 

Slide 28 - Slide

Pak je schrift

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

Slide 31 - Link

Huiswerk
  • KT:  Maak par. 3 Verkeer; opdracht 1 t/m 5
  •          Maak de woordlijst van woorden uit opdracht 1,2 en 3 
  • BK: Maak par.3 Verkeer; opdracht 1 t/m 6
  •          Maak de woordlijst van woorden uit opdracht 1,3 en 4
  • Klaar?  Woordlijst par. 1 en 2 af?

  • Geef de titel van je leesboek door!

Slide 32 - Slide