Herhaling: Vraagwoorden, hoofdletters en getallen

Vraagwoorden, hoofdletters en getallen


Fragewörter, Großschreibung und Zahlen

1 / 40
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Vraagwoorden, hoofdletters en getallen


Fragewörter, Großschreibung und Zahlen

Slide 1 - Slide

Doelen

Je weet welke vraagwoorden er zijn
Je kunt ze in de zin plaatsen
Je kent de getallen t/m 20
Je weet wanneer je in het Duits een hoofdletter schrijft
Je kunt een Duits gesprek begrijpen

Slide 2 - Slide

Fragewörter = Vraagwoorden
We hebben in hoofdstuk 1 vraagwoorden geoefend. 
Je kent er vast nog wel een paar.
Bedenk voor jezelf welke je nog kent.

Slide 3 - Slide

Welke Duitse vraagwoorden ken je nog?

Slide 4 - Open question

De vraagwoorden: Lees ze door
NE
DU
waarom
warum
wie
wer
wat
was
waar
wo
waarheen
wohin
waarvandaan
woher
hoe
wie
wanneer
wann
welke
welche
De vraagwoorden:

Oefen ze nog een keer, je hebt ze zo nodig in de quiz

Slide 5 - Slide

even checken!
Vul jij het juiste vraagwoord in?
Ga naar de volgende slide. 

Slide 6 - Slide

________ kommst du morgen? Um halb 10
A
wer
B
wie
C
wann
D
woher

Slide 7 - Quiz

_______ Musik magst du?
A
was
B
wie
C
welche
D
wohin

Slide 8 - Quiz

_______ hast du das gemacht?
A
wann
B
warum
C
wohin
D
woher

Slide 9 - Quiz

______ kommst du? Aus Frankreich
A
woher
B
wohin
C
warum
D
welche

Slide 10 - Quiz

Großschreibung (hoofdletters)

Slide 11 - Slide

Wanneer schrijf je in het Duits een hoofdletter?

Slide 12 - Open question

Uitleg hoofdletters:
Bekijk het filmpje op de volgende slide. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Kort samengevat: hoofdletters
1. Begin van de zin
2. Namen --> voor en achternamen
3. Geografische namen
4. Zelfstandige naamwoorden (Let op: dat is dus anders dan in het NL)

Slide 15 - Slide

der vater of der Vater
A
der vater
B
der Vater

Slide 16 - Quiz

dagen van de week
A
wel hoofdletter
B
geen hoofdletter

Slide 17 - Quiz

computer of Computer
A
computer
B
Computer

Slide 18 - Quiz

schwester of Schwester
A
schwester
B
Schwester

Slide 19 - Quiz

schön of Schön (= mooi)
A
schön
B
Schön

Slide 20 - Quiz

Katze of katze?
A
Katze
B
katze

Slide 21 - Quiz

Klein of klein?
A
Klein
B
klein

Slide 22 - Quiz

die Zahlen
De getallen

Slide 23 - Slide

Welke Duitse getallen ken je?

Slide 24 - Open question

Alle getallen

Ik heb gemerkt dat jullie nog veel foutjes maken met de Duitse getallen. Je denkt al snel: oh dat kan ik wel....

Maar als je ze moet schrijven, zie ik veel fouten.


Daarom: kijk het filmpje op de volgende slide.

Bekijk het HELEMAAL. Ook als je denkt dat je het kunt. Ik heb bij niemand een foutloos getallen kunnen vinden in de toets, dus iedereen bekijkt dit filmpje. 

Slide 25 - Slide

11

Slide 26 - Open question

16

Slide 27 - Open question

20

Slide 28 - Open question

27

Slide 29 - Open question

48

Slide 30 - Open question

93

Slide 31 - Open question

Even oefenen met "Hören" (=luisteren)


Luister naar het volgende filmpje.

Let op! Er worden vragen over gesteld.

Slide 32 - Slide

0

Slide 33 - Video

Wat bestelt de jongen?
A
Appeltaart
B
Pepermunttaart
C
Cheescake
D
geen taart

Slide 34 - Quiz

Wat bestelt het meisje?
A
Appeltaart
B
Pepermunttaart
C
Cheescake
D
geen taart

Slide 35 - Quiz

0

Slide 36 - Video

Wat drinkt de jongen?
A
zwarte koffie
B
thee
C
cappuccino
D
koffie met melk

Slide 37 - Quiz

Wat betekent Guten Apetit?
A
goed gekozen
B
eet smakelijk
C
veel plezier

Slide 38 - Quiz

0

Slide 39 - Video

Waarom kan de serveerster de 50 euro niet aannemen?
A
ze mag geen 50 euro aannemen
B
het is een vals briefje van 50 euro
C
ze heeft niet genoeg wisselgeld

Slide 40 - Quiz