Farmacologie onderwijs verpleegkundigen

18 november 2024
1 / 58
next
Slide 1: Slide
GeneeskundeMBOStudiejaar 2

This lesson contains 58 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

18 november 2024

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is farmacokinetiek?
A
Wat doet het lichaam met het middel
B
Wat doet het middel met het lichaam

Slide 4 - Quiz

Wat is farmacodynamiek?
A
Wat doet het lichaam met het middel
B
Wat doet het middel met het lichaam

Slide 5 - Quiz

Hoe heet de fase waarin een geneesmiddel wordt opgenomen in het bloed?
A
Absorptie
B
Distributie
C
Metabolisme
D
Eliminatie

Slide 6 - Quiz

Wat wordt het snelst in het bloed opgenomen?
A
Capsule
B
Gewone tablet
C
Oplossing
D
Tablet met verlengde afgifte

Slide 7 - Quiz

Wat is de biologische beschikbaarheid van een intraveneus geneesmiddel?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Mag je pantoprazol tabletten vermalen en via de maagsonde toedienen?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Wat betekent mga?
A
Met geleidelijke afname
B
Maandelijks geregelde afgifte
C
Met gereguleerde afgifte
D
Met gemengde afgifte

Slide 13 - Quiz

Wat is de therapeutische breedte van een geneesmiddel?
A
De concentraties waarbij het geneesmiddel een effect heeft zonder bijwerkingen
B
De concentratie waarbij bijwerkingen op kunnen treden
C
De concentratie waarbij je nog geen effect hebt
D
Hoe lang het geneesmiddel in het lichaam blijft

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wat is hier de biologische beschikbaarheid?
A
200%
B
50%
C
75%
D
0%

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Een patiënte van 73 jaar is opgenomen in het ziekenhuis vanwege een darmobstructie (ileus), zij heeft een sonde. Haar thuismedicatie bestaat uit nifedipine 30 mg MGA. Dit wordt gecontinueerd.
Ze ontwikkelt plotseling een diepe hypotensie. Wat is hier aan de hand?

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Een patiënte van 65 jaar is opgenomen met een nefrotisch syndroom, en heeft hierbij een heel laag albumine. Als thuismedicatie gebruikt ze valproïnezuur. Gedurende de ochtend wordt de patiënt steeds suffer en heeft ze last van trillende handen.
Wat kan hier aan de hand zijn?

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Wat gebeurt er met de halfwaardetijd als de nierfunctie verminderd is?
A
Deze blijft gelijk
B
Deze neemt toe
C
Deze neemt af

Slide 45 - Quiz

Wat kun je doen met de dosering van een geneesmiddel wanneer de patiënt een verminderde nierfunctie heeft?
A
Dosering verhogen
B
Minder vaak op de dag geven
C
Dosering verlagen
D
Vaker op de dag geven

Slide 46 - Quiz

Moet je van alle geneesmiddelen de dosering aanpassen bij een patiënt met een verminderde nierfunctie?
A
Ja
B
Nee

Slide 47 - Quiz

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide

Slide 53 - Slide

Slide 54 - Slide

Slide 55 - Slide

Een oudere man van 83 jaar is opgenomen bij NBR. In het ziekenhuis kreeg hij temazepam voor het slapen gaan, met goed effect. Nu, een paar weken later, heeft hij het idee dat het niet genoeg meer helpt en wil hij iets anders.

Wat kan de reden zijn dat het niet meer goed werkt?

Slide 56 - Open question

Slide 57 - Slide

Slide 58 - Slide