3pB - 15/05/24

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Mercredi 15 mai 2024

Programme:

• Plenda
• Chap. 3 Leçon G "Parler de son                                                             logement de vacances"

Devoirs 21/05:

Finir Chap. 3 leçon G, apprendre les phrases cles p. 126. Réviser EF

Devoirs 22/05:

Finir chap. 3 leçon H, apprendre la grammaire p. 127. Réviser EFG

Chap. 3 PW - 29/05

Chap. 1, 2, 3, PW LUVA 5/06

De passé composé 

	donn er (geven)	vend re (verkopen)	fin ir (eindigen)
j'	ai donn é	ai vend u	ai fin i
tu	as donn é	as vend u	as fin i
il/elle/on	a donn é	a vend u	a fin i
nous	avons donn é	avons vend u	avons fin i
vous	avez donn é	avez vend u	avez fin i
ils/elles	ont donn é	ont vend u	ont fin i

Passé-composé

Passé composé van être & avoir

Faire et prendre

-Wij hebben onze huiswerk gedaan.

-ik heb mijn jas meegenomen.

Réponses

Nous avons fait nos devoirs.

J'ai pris ma veste.

Le passé composé, traduis?

1. Ik heb met de trein gereisd? 
2. Ik heb een rustige plek gekozen
3. Ik heb een uur gewacht
4. Ik heb een fiets gehad
5. Ik ben in Parijs geweest
6. Ik heb getennist
7. Ik heb een ticket genomen

Passé composé avec être

Is het onderwerp van je zin...

• ...vrouwelijk enkelvoud: zet een extra 'e' achter het voltooid deelwoord. Bijv.: Elle est allée / Stéphanie est allée.
• ...mannelijk meervoud: zet een extra -s achter het voltooid deelwoord. Bijv.: Ils sont entrés / Mathieu et Jean sont venus
• ...vrouwelijk meervoud: zet een extra -es achter het voltooid deelwoord. Bijv.: Elles sont montées / Caroline et sa soeur sont arrivées

vous (aller = gaan, passé composé)

passé composé

1. êtes allée
2. êtes allé
3. êtes allés
4. êtes allées

Elles...
(passé composé)

1. sont restées
2. sont resté
3. sont restée
4. sont restés

Passé Composé: Ik ben geweest

1. Je suis être
2. Je suis êté
3. J'ai été
4. J'ai être

Il est cinq heures et demie.

1. Het is half 5.
2. Het is 5 uur.
3. Het is kwart over 5.
4. Het is half 6.

Il est trois heures moins 20.

1. Het is 20 over drie.
2. Het is tien voor half 4.
3. Het is 10 over half 3.
4. Het is tien over half 4.

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
trois heures dix

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
sept heures et demie

Vertaal de kloktijd in het Frans:
kwart over vijf

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
minuit moins le quart

Vertaal de kloktijd in het Frans:
kwart over 12 's middags

Vertaal de kloktijd in het Frans:
10 voor 7 ('s morgens)

Welke tijd is het vroegst?

1. sept heures dix
2. sept heures moins cinq
3. sept heures vingt
4. sept heures

Welke tijd is correct gespeld?

1. Il est trois heure et demie.
2. Il est trois heures et demi.
3. Il est trois heures et demie.
4. Il est trois heurs et demie.

Hoe laat begint de kleine pauze?
Geef antwoord in het Frans.

Zet de tijden van vroeg naar laat:

(sleep blauw over rood)

deux heures moins dix

deux heures vingt

deux heures moins le quart

deux heures et demie

deux heures cinq

Noteer 6 Franse woorden
die met de klok
te maken hebben

Il est midi.

1. Het is middag.
2. Het is 12 uur 's middags.
3. Het is tijd.
4. Het is 12 uur 's nachts.

Il est huit heures et quart.

1. Het is 8 uur.
2. Het is 10 over 8.
3. Het is kwart over 8.
4. Het is kwart voor 8.

Apprendre/leren:

vocabulaire 

Réviser/Herhalen 

vocabulaire 

-DEVOIRS-

Huiswerk, pour vendredi :

• Apprendre 1 page 32
• Online methode: civilisation
  (inhoudsopgave & quiz)