OEFENEN Spelling_mbo

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1,2

Spelling

Nog even oefenen

Wat gaan we vandaag doen?

• Opfrissen theorie spelling tegenwoordige tijd.
• Opfrissen theorie spelling verleden tijd.
• Opfrissen theorie voltooid deelwoord.
• Opfrissen theorie Engelse werkwoorden in het Nederlands 

De tegenwoordige tijd

De jongen (lopen) naar school.

1. Loopd
2. Loopt
3. Loop
4. Lopen

Zij (worden) later pedagogisch medewerker.

1. word
2. worden
3. wordt
4. wort

Hij (betalen) zijn rekeningen.

1. Betaalt
2. Betaald
3. Betaaldt
4. Betalen

Trucje

Hoor je loop of loopt?

Hoor je loopt? Dan komt er een 't' achter de stam.

Jij (worden) ouder.

Jij (loopt) ouder

Jij wordt ouder.

De verleden tijd

Vorige week (zijn) ik in de stad

1. zijnde
2. zijn
3. is
4. was

Alle leerlingen (zwaaien) naar die jongen.

1. Zwaaite
2. Zwaaiten
3. Zwaaide
4. Zwaaiden

De moeder (verwennen) de kinderen vaak

1. Verwendde
2. Verwende
3. Verwenden
4. Verwente

Zwakke werkwoorden 

Bij zwakke werkwoorden is de regel: Stam + te(n) 

of stam + de(n)

Gebruik 't x-kofschip.

Stoppen = stopte

Gooien = gooide

Voltooid deelwoord

Hij heeft hard (rennen)

1. Gerend
2. Gerent
3. Gerendt

Zij heeft dat (pakken)

1. Gepakt
2. Gepakd
3. Gepaktd

Hij heeft snel (fietsen)

1. Gefietsd
2. Gefietst

Voltooid deelwoord

Een voltooid deelwoord begint vaak met be-, ge-, ver- of ont-.

Een voltooid deelwoord eindigt op:

-d (regelmatig, bijv: bellen)

-t (regelmatig)

-en (onregelmatig, bijv: lopen)

 't x-kofschip of langer maken in de verleden tijd.

Verder oefenen op Cambiumned