plus Les 3 - toetsbespreking, prendre (écouter)

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

On a besoin de quoi?

un stylo

un cahier

le livre B

un ordinateur

pas de portable!

Traduisez:

1. Ik neem een stokbrood en kaas.
2. Neem jij cola of water?
3. We nemen het voorgerecht en het nagerecht.
4. Zij nemen vis met groenten.

Premières trois minutes: 

Dernières deux minutes: 

Schrijf op het bord voor de snelle werkers: 

1. Neem jij een ei of pasta?
2. Hij neemt een ontbijt met jam en melk.
3. Jullie nemen het gerecht met vlees.
4. Neem jij het koude gerecht of het warme gerecht?

Réponses:

1. Je prends une baguette et du fromage.
2.  Tu prends du coca ou de l’eau?
3. Nous prenons l’entrée et le dessert.
4. Ils prennent du poisson avec des légumes.

Aujourd'hui, on va:

• Ecrire: traduire des phrases (répétition)
• Toetsbespreking --> SORRY!
• Répétition: prendre (Wat hadden we al gedaan?)
• Ecouter (Welke oefeningen hadden we al gedaan?)

Est-ce qu'on va...

...écouter la prof? 

...travailler en silence?

... ou travailler ensemble?

On va...

...écouter la prof! 

Mijn criteria:

- hele zinnen

- ik kan de routebeschrijving volgen

- niet al te veel foutjes (ww, spelling, streepjes...)

Aujourd'hui, on va:

• Ecrire: traduire des phrases (répétition)
• Toetsbespreking
• Répétition: prendre (Wat hadden we al gedaan?)
• Ecouter (Welke oefeningen hadden we al gedaan?)

Schrijf onder elkaar:
Jij bent
Jij hebt
Jij gaat

Schrijf onder elkaar (met nous) :
Wij zijn
Wij hebben
Wij gaan

Schrijf onder elkaar (met ils) :
Zij zijn
Zij hebben
Zij gaan

Sleep de uitgangen naar de goede plek: 

Je parl

Tu parl

Il parl

Nous parl

Vous parl

Ils parl

Je prend

Tu prend

Il prend

Nous pren

Vous pren

Ils prenn

e

e

es

ez

ez

ent

ent

s

s

ons

ons

Dictée:

Notez les numéros 1 - 4 dans ton cahier (laat een witregel tussen de cijfers)

Luister goed naar mij en schrijf de Franse zinnen op die je hoort.

Schrijf daarna eronder wat je denkt dat de zin in het Nederlands betekent.

Dicteewoorden:

. point

, virgule

! point d'exclamation

? point d'interrogation

Schrijf op het bord voor de snelle werkers: 

1. Neem jij een ei of pasta?
2. Hij neemt een ontbijt met jam en melk.
3. Jullie nemen het gerecht met vlees.
4. Neem jij het koude gerecht of het warme gerecht?

Réponses:

1. Je voudrais une pomme et un verre de limonade.
2.  Ça coûte combien, deux croissants?
3. Il fait beau! On va à la terrasse?
4. Les céréales sont en offre au supermarché.

Exercices pour maintenant et demain

 ex. 8a-b-c-d-e

Écouter ex. 9, 11, 12, 13

Écouter ex. 14-15

Leren: apprendre 4