3.2 Enzymen

3.2 Enzymen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3.2 Enzymen

Slide 1 - Slide

leerdoelen
Je kunt de bouw en werking van enzymen beschrijven

Je kunt de invloed van milieufactoren op de enzymactiviteit beschrijven

Slide 2 - Slide

wat weet je van enzymen?

Slide 3 - Mind map

Stofwisseling wordt geregeld door enzymen. 

Slide 4 - Slide

Elke stap in de stofwisselings-route vereist zijn eigen enzym!

Slide 5 - Slide

Enzymen
  • Het zijn eiwitten
  • Naam: naam van substraat + ase
  • Ze versnellen een proces, worden daarbij niet gebruikt (biokatalysatoren)
  • Ze zijn substraat-specifiek
  • De activeringsenergie gaat omlaag: er is minder energie nodig om de reactie te laten verlopen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Co-enzym

Slide 8 - Slide

invloed enzym op activeringsenergie

Slide 9 - Slide

Welke van de volgende beweringen over enzymen is juist?
A
Enzymen verliezen een deel van hun activiteit als hun structuur verstoord is.
B
Enzymen leveren de activeringsenergie die nodig is om een reactie op gang te brengen.
C
Enzymen zijn in staat veel verschillende stoffen af te breken.
D
Een enzym is maar één keer actief en wordt dan vernietigd.

Slide 10 - Quiz

Wat betekent het dat een enzym substraatspecifiek is?
A
Een enzym kan maar één type substraat produceren
B
Een enzym kan maar één type substraat omzetten
C
Een enzym heeft maar één actief centrum
D
Een enzym wordt geactiveerd door één specifiek substraat

Slide 11 - Quiz

leerdoelen
Je kunt de bouw en werking van enzymen beschrijven

Je kunt de invloed van milieufactoren op de enzymactiviteit beschrijven

Slide 12 - Slide

Enzymactiviteit
= de hoeveelheid substraat die wordt omgezet per tijdseenheid

De werking hangt o.a. af van het pH, de temperatuur, de substraatconcentratie, de enzymconcentratie en de aanwezigheid van activatoren en remstoffen

Slide 13 - Slide

optimumkromme
De relatie tussen een factor en reactiesnelheid 

Optimum: waarde van de factor waarbij reactiesnelheid hoogst is 
Maximum: hoogste waarde van de factor waarbij reactie mogelijk is

Slide 14 - Slide

Optimumkromme substraatconcentratie- enzymactiviteit
X: er treedt verzadiging op, de enzymactiviteit blijft hetzelfde 

Slide 15 - Slide

Optimumkromme 
temperatuur-enzymactiviteit

Slide 16 - Slide

Een enzym is een eiwit






  • Denaturatie

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Optimumkromme pH-enzymactiviteit 

Slide 19 - Slide

Activatoren en remmers
  • activator: de enzymactiviteit wordt hierdoor verhoogd.
  • remstof: de enzymactiviteit wordt hierdoor verhoogd (meestal onomkeerbaar)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)

Slide 22 - Quiz

Welk/welke enzym(en) kunnen worden opgewarmd tot 45 graden en weer afgekoeld en werken daarna nog steeds?
A
Geen van de enzymen
B
Alleen enzym z
C
Enzym z en y
D
Enzymen z, y en x

Slide 23 - Quiz

Enzymen x, y, en z kunnen werkzaam zijn in hetzelfde organisme
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Bij 37 graden zijn er meer enzymen y dan z gedenatureerd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Voor de teruggang van de koraalriffen worden diverse oorzaken genoemd. Door het broeikaseffect is de temperatuur van het water hoger dan de optimumtemperatuur. De verstoring van de fotosynthese zou veroorzaakt kunnen worden doordat de betrokken enzymen niet meer optimaal werken. Waardoor vermindert enzymwerking als de temperatuur hoger is dan de optimumtemperatuur?
A
omdat enzymen dan minder snel werken
B
omdat je enzymen altijd moet bewaren bij -20 graden
C
omdat er meer enzymen denatureren bij hogere temperatuur
D
omdat enzymen alleen werken bij de optimumtemperatuur

Slide 26 - Quiz

Aan de slag!
  • Lezen paragraaf 3.2 ‘Enzymen’
  • Maak opdracht 11, 15, 16, 17, 18, 21


Slide 27 - Slide