Nederland in het interbellum

Nederland in het interbellum
Paragraaf 2.4
1 / 19
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederland in het interbellum
Paragraaf 2.4

Slide 1 - Slide

Wat was het interbellum ook alweer?
A
De periode tussen WOI en WOII
B
De crisisjaren van de jaren 30
C
Een andere benaming voor WOI
D
Een andere benaming voor WOII

Slide 2 - Quiz

Nederland na WOI
  • Gevolgen: grote vluchtelingenstroom uit België en het Nederlandse leger stond gedurende de gehele WOI paraat, waardoor er een tekort aan arbeiders ontstond
  • Maar dankzij de neutraliteit pakte Nederland zich snel op
  • Vele verwoestingen in buurlanden →
    vraag naar Nederlandse producten
  • Hierdoor was er nauwelijks werkloosheid
    en groeide de welvaart
  • Meer luxegoederen op de markt en
    ontwikkeling luchtvaart

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Verzuiling
  • In deze jaren kenmerkt NL zich door de verzuiling
  • Opgesplitst in verschillende groepen met een eigen levensbeschouwing
  • Zuilen: katholieken, protestanten, socialisten en liberalen
  • Gescheiden werelden: eigen kranten, vakbonden, ziekenfondsen, scholen, sportclubs en radio-omroepen
  • Een middel om evenwicht te creëren → geen overheersing van één dominante groep

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Waar begon de crisis van de jaren '30?
A
Rusland
B
Nederland
C
Verenigde Staten
D
Duitsland

Slide 7 - Quiz

Economische wereldcrisis 

  •  Ook Nederland werd in 1929 getroffen door de beurskrach in NY Wallstreet 
  • De VS heeft veel leningen uitstaan in Europa en eist het geld plots terug
  • Landen om ons heen beschermen de eigen economie door handelsbeperkingen
  • Industrie en landbouw krijgen met deze maatregelen te maken
  • De productie en handel dalen en de werkloosheid schiet omhoog → 300.000 werklozen

Slide 8 - Slide

Werkeloosheid in Nederland
  • Werklozen kregen een uitkering 
  • Regering besluit een strenge controle op zwartwerken
  • 2x per dag naar het stempellokaal om een kaart te laten stempelen 
  • Zo wist de regering dat je niet stiekem bij iemand anders aan het werk was
  • Er werden projecten georganiseerd om werklozen een nuttige tijdsbesteding te geven → werkverschaffing

Slide 9 - Slide

Colijn
  • In 1933 ging Hendrik Colijn de regering leiden (leider van de protestantse ARP) → hij mocht bepalen hoe we die crisis moesten doorkomen
  • Deze nieuwe minister-president vond dat je in crisistijd niet meer moest uitgeven dan dat er binnenkwam
  • De overheid moest zich aanpassen aan de teruglopende economie

Slide 10 - Slide

De aanpassingspolitiek
  • Zo ontstond de aanpassingspolitiek, waarbij het vooral draait om bezuinigen
  • In 1934 werden de werkloosheidsuitkeringen en de salarissen van ambtenaren verlaagd
  • Vooral arme mensen de dupe
  • Weinig verbetering; problemen alleen maar erger → 630.000 werklozen
  • Toenemende kritiek → Jordaanoproer 1934
  • Toch had dit weinig effect op Colijn en vertrouwden veel mensen hem nog steeds 

Slide 11 - Slide

Einde crisis
  • Pas vanaf 1936 leefde de economie weer op
  • Oorzaak: Colijn besloot, na aandringen, om De Gouden Standaard toch los te laten

De Gouden Standaard:
  • Waarde van munten was gekoppeld aan goud
  • Andere landen lieten deze standaard los →
     producten werden goedkoper
  • Nederlandse producten bleven juist duur
  • Door loslaten steeg de economie meteen


Slide 12 - Slide


Stelling I: In Nederland was in de jaren 1919 - 1929 nauwelijks werkloosheid en een groeide welvaart, omdat er veel vraag was naar Nederlandse producten.
Stelling II: Omdat Nederland neutraal was tijdens de WOI heeft het land geen enkele gevolgen ondervonden.
A
I is juist en II is onjuist
B
I is onjuist en II is juist
C
Zowel I als II is juist
D
Zowel I als II is onjuist

Slide 13 - Quiz

De afbeelding hiernaast is een goed voorbeeld van verzuiling?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

De controle bij uitkeringen in de crisis was streng om (1) ... te voorkomen. Daarom moesten werklozen 2 keer per dag (2) ...

Welke begrippen horen op de puntjes te staan?
A
1. verdere werkloosheid 2. op werkverschaffing
B
1. verdere werkloosheid 2. stempelen
C
1. zwartwerken 2. op werkverschaffing
D
1. zwartwerken 2. stempelen

Slide 15 - Quiz

Koppel het begrip aan de juiste afbeelding
Stempelen
Beurskrach
Werkverschaffing
Aanpassings-
politiek

Slide 16 - Drag question

Wat hield de aanpassingspolitiek van Hendrik Colijn in?
A
Hierdoor probeerde hij de nieuwe minister-president te worden
B
Hierdoor werd er bezuinigd op uitkeringen en ambtenarensalarissen
C
Hierdoor werd er een wereldwijd vredescontact gesloten
D
Hierdoor werd er geld geleend van de Verenigde Staten

Slide 17 - Quiz



Op de afbeelding hiernaast is de Jordaanoproer in 1934 te zien. De Jordaanoproer was een reactie op?
A
De verzuiling
B
De aanpassingspolitiek
C
De beurskrach
D
De stempellokalen

Slide 18 - Quiz

Wat was de grootste oorzaak voor de weer opbloeiende economie
van Nederland in 1936?
A
De economische bloei in de Verenigde Staten
B
De Aanpassingspolitiek van Colijn
C
Het loslaten van de Gouden Standaard
D
De Jordaanoproer

Slide 19 - Quiz