Grammatica zinsdelen hs 5 + 6

Grammatica zinsdelen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Oefenen met Grammatica zinsdelen
  • Persoonsvorm t/m lijdend voorwerp

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

In welke volgorde moet je een zin ontleden?
A
onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp
B
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde
C
werkwoordelijk gezegde, persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling
D
onderwerp, persoonsvorm, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling

Slide 9 - Quiz

Wat moet je voor zinsontleding allemaal kennen?
A
PV-WG-zinsdelen-O-LV-MV
B
PV-WG-zinsdelen-BN-ZN-MV-BWB
C
WG-zinsdelen-O-LV-MV-BWB
D
PV-WG-zinsdelen-O-LV-MV-BWB

Slide 10 - Quiz

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'de toets'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 11 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
'We willen een cadeaubon kopen voor de trainer.'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
'Heb jij een voldoende van de docent gekregen?'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Quiz


De hond van de buren heeft gisteren blaft. 
A
Persoonsvorm
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Stelling: Het lijdend voorwerp vind je door de vraag: Wat (of soms wie) + onderwerp + werkwoordelijk gezegde?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Stelling: Alle woorden die je voor het onderwerp kunt plaatsen is één zinsdeel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Stelling: Het lijdend- en meewerkend voorwerp zit altijd in de zin.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Noteer de pv, zet strepen, ow, wg, lv en mv.
'De wedstrijdleider overhandigde de winnaar een medaille.'

Slide 19 - Open question

Noteer de pv, zet strepen, ow, wg, lv en mv.
'Wie van jullie wil het nieuws straks aan de buurman vertellen?"

Slide 20 - Open question

Noteer de pv, zet strepen, ow, wg, lv en mv.
'De vertegenwoordiger van het bedrijf licht ons de werkwijze van de afdeling toe.'

Slide 21 - Open question

Noteer de pv, zet strepen, ow, wg, lv en mv.
'Binnenkort stuurt de commissie informatie rond aan de deelnemers.'

Slide 22 - Open question