Herhaling §1-4 + nieuw §5

Welkom!
Jas uit? Tas van tafel? Ga dan lekker zitten.

Leg klaar op je tafel: leesboek, lesboek, schrift, pen.

Pak je leesboek en ga lekker lezen.
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Jas uit? Tas van tafel? Ga dan lekker zitten.

Leg klaar op je tafel: leesboek, lesboek, schrift, pen.

Pak je leesboek en ga lekker lezen.

Slide 1 - Slide

Korte herhaling §1-4

Slide 2 - Slide

Wat moet je weten/kunnen:
- het onderwerp van een tekst vinden/benoemen
- de hoofdgedachte van een tekst vinden/benoemen
- de 5 tekstdoelen
- alinea's herkennen
- kernzinnen vinden/benoemen
- inleiding + slot herkennen
- deelonderwerpen herkennen/benoemen
- 10 tekstverbanden met signaalwoorden
- feiten, meningen, argumenten




Slide 3 - Slide

timer
2:00

Slide 4 - Slide

zoals
maar
dus
daardoor
en

Slide 5 - Slide


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
 Vraag 1 van 7
A
opsommend tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
redengevend tekstverband
D
concluderend tekstverband

Slide 6 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
 Vraag 2 van 7
A
opsommend verband
B
concluderend verband
C
tegenstellend verband
D
redengevend verband

Slide 7 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
 Vraag 3 van 7
A
oorzakelijk verband
B
opsommend verband
C
concluderend verband
D
tegenstellend verband

Slide 8 - Quiz


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
 Vraag 4 van 7
A
redengevend verband
B
opsommend verband
C
oorzakelijk verband
D
tegenstellend verband

Slide 9 - Quiz


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
 Vraag 5 van 7
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 10 - Quiz


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
 Vraag 6 van 7
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 11 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
 Vraag 7 van 7
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
redengevend verband
D
concluderend verband

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste tekstverband.
''Dit jaar wil ik op vakantie naar Australië en dat kost nogal wat. Ik moet dus flink gaan sparen om deze reis te kunnen betalen.''
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Oorzakelijk verband

Slide 13 - Quiz

"Ik open het raam, want het is hier veel te warm."
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Oorzakelijk verband

Slide 14 - Quiz

Na het festival ging Dennis snel naar huis, ... hij moest de volgende dag vroeg op.


A
want (reden)
B
omdat (oorzaak)
C
daardoor (gevolg)
D
zodat (reden)

Slide 15 - Quiz

Ik heb op de vrijmarkt veel spullen verkocht; ... heb ik nu meer ruimte in mijn kasten.
A
zodat (reden)
B
daarna (chronologie)
C
daardoor (gevolg)
D
waardoor (gevolg)

Slide 16 - Quiz

Shania heeft meestal geen zin om te gaan zwemmen, ... het echt heel erg warm is.
A
zodat (reden)
B
tenzij (voorwaarde)
C
maar (tegenstelling)
D
waardoor (gevolg)

Slide 17 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Handvaardigheid is volgens mij het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 18 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 19 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 20 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 21 - Quiz

Theorie zelf herhalen
- je aantekeningen in je schrift met alle herhaling
- in je boek de groene blokken op blz. 10, 18, 26

Slide 22 - Slide

Volgende les §5 Hoofd- en bijzaken

Slide 23 - Slide

Welkom!
Jas uit? Tas van tafel? Ga dan lekker zitten.

Leg klaar op je tafel: leesboek, lesboek, schrift, pen.

Pak je leesboek en ga lekker lezen.

Slide 24 - Slide

Lesdoelen
- Ik kan het verschil tussen hoofd- en bijzaken uitleggen.

- Ik kan een hoofdzaak herkennen in een tekst.

- Ik kan een bijzaak herkennen in een tekst.


Slide 25 - Slide

Uitleg
De belangrijkste informatie in een tekst noemen we de ..... 

Wat niet zo belangrijk is, zijn de ......

Slide 26 - Slide

Hoofd- en bijzaken 
Hoofdzaken vind je in:
- Inleiding of slot (hele tekst);
- Eerste of laatste zin (alinea).

- de belangrijkste zin van de alinea. In de zinnen ervoor of erna staat een nadere uitleg of een voorbeeld van iets uit de belangrijkste zin. 

Signaalwoorden voor een voorbeeld of uitleg: bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals of onder andere (signaalwoorden). 

Slide 27 - Slide

Uitleg
Als je een tekst moet onthouden, kun je de belangrijkste informatie in een ..... zetten. 

Slide 28 - Slide

Samenvatten 
  1. Belangrijkste zinnen van alinea’s onder elkaar zetten;
  2. Voorbeelden of lange uitleg = meestal niet in je samenvatting;
  3. Beginnen of eindigen met hoofdgedachte van de tekst (het belangrijkste wat schrijver zegt in een zin).

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

Zelf aan de slag
Wat?        opdracht 2 (blz. 34)
Tijd?         20 minuten
Vraag?     steek je vinger op, ik kom je helpen
Klaar?      maak opdracht 1 op blz. 33
Ook klaar? Ga lekker lezen!


timer
20:00

Slide 31 - Slide

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Ga dan lekker zitten.

Leg klaar op je tafel: je boek, schrift en een pen.

Pak je leesboek en ga lekker lezen :)

Slide 32 - Slide

Zelf aan de slag
Wat?        opdracht 2 afmaken (blz. 34), dan verder met opdracht                     3 en 4
Tijd?         25 minuten
Vraag?     steek je vinger op, ik kom je helpen
Klaar?      maak opdracht 1 op blz. 33
Ook klaar? Je kunt het nakijkboek pakken.


timer
25:00

Slide 33 - Slide

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Ga dan lekker zitten.

Leg klaar op je tafel: je boek, schrift en een pen.

Sla je boek open op blz. 38/39/40 en begin met het lezen van tekst 5 (Namen en sagen), maak daarna opdracht 9.
13/14 juni

Slide 34 - Slide

We bespreken opdracht 9
Daarna gaan we aan de slag met §6


Slide 35 - Slide

Zelf aan de slag
Wat?        §6 opdracht 1 (eventueel in tweetallen), daarna
                   opdracht 2 (alleen)
Tijd?         25 minuten
Vraag?     steek je vinger op, ik kom je helpen
Klaar?      maak opdracht 1 op blz. 33
Ook klaar? Je kunt het nakijkboek pakken.


timer
25:00

Slide 36 - Slide

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Ga dan lekker zitten.

Leg klaar op je tafel: je boek, schrift en een pen.



18 juni

Slide 37 - Slide

Zelf aan de slag
Wat?        §6 opdracht 1 (eventueel in tweetallen), daarna
                   opdracht 2 (alleen)
Tijd?         rest van de les (morgen in de les moet het af zijn!)
Vraag?     steek je vinger op, ik kom je helpen
Klaar?      neem alle theorie door
Ook klaar? Je kunt het nakijkboek pakken.


timer
40:00

Slide 38 - Slide

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Ga dan lekker zitten.

Leg klaar op je tafel: je boek, schrift en een pen.

Pak je leesboek en ga lekker lezen.

19 juni

Slide 39 - Slide

Alles kort herhalen
Oefenen met §6
Vragen stellen

Slide 40 - Slide

Oefenen op de laptops!
Oefentoets Meer dan Lezen §7 (Meer lezen)
Daarna §5, §4, §3 en §2

Vragen? Dan roep je mij even :)

Slide 41 - Slide