Taal/spelling blok 4

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

Mijn ouders kijken elke avond naar het __________.

Voor straf moet je de __________ schoonmaken.

Ik sta op een __________.

Hang je __________ in het hete water.

Houd je handen aan het __________.

De inwoners __________ de koning met Koningsdag. (ontmoeten, vt)

Willem __________ de muis uit de klauwen van de kat. (redden, tt)

Joke __________ het kaarsje uit. (blazen, vt)

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Wat is het gezegde in de zin:
'Vera ziet aan weerszijden bomen.'

Wat is het gezegde in de zin:
'Je moet dat standbeeld daar zien staan.'

Wat is het gezegde in de zin:
'Ze probeert uit zijn gezichtsveld te verdwijnen.'

De ijsjes zijn bevroren.
De __________ ijsjes.

De eieren zijn verstopt.
De __________ eieren.

Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in de zin:
'Het springende meisje brak haar been.'

Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in de zin:
'Het gebroken glas brengt geluk.'

chemische stof

'Elke dag beschermen de gidsen het natuurreservaat.'
Wat is het lijdend voorwerp?

1. het experiment
2. de atoom
3. het molecuul
4. het laboratorium

Wat is 'de wetenschap'?

1. Iets wat in een laboratorium gebeurt.
2. Veel kennis over een onderwerp.
3. Wiskunde en natuurkunde
4. Alles wat in een boek staat.

Maak een zin met de woorden 'experiment' en 'laboratorium'.

Micheal heeft geschiedenis gestudeerd en weet hier alles over. Is Micheal een wetenschapper?

1. Ja
2. Nee

wel woord hoort er bij deze zin:
'De juf bekijkt goed hoe de kinderen zich gedragen in de groep.'

1. onderzoeken
2. onthullen
3. uitvoeren
4. observeren

detailhandel

Wat hebben de woorden 'overschot' en 'tekort' met elkaar te maken?

Spullen verkopen aan het buitenland noem je 'exporteren'. Hoe noem je het als je spullen koopt in het buitenland en het moet naar Nederland komen?

Hoe noem je het geld wat je ouders moeten betalen aan de overheid?

1. de economie
2. de belasting
3. de keten
4. het overschot

Hema, Etos, Blokker, Jumbo...
Dit zijn voorbeelden van...

1. Boetiekjes
2. Winkels
3. Ketens
4. Markten

Wat hebben 'handelen in iets' en 'op de markt brengen' met elkaar te maken?

Maak een zin met het woord 'magazijn'.