PQN Level 3

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Present simple + Questions and Negations

Let's first go over the rules again

Questions with to be or can, may will

Zet de form van to-be aan het begin van de zin.

You are not present. -> Are you not present?

She is happy-> Is she happy?

I can drive a car -> Can I drive a car?

Questions with do/does

Als er al een hoofdwerkwoord in de zin staat zet je do of does voor de zin.

I/you/we/they= do

You own a car. -> Do you own a car?

He/she/it= does

It rains a lot. -> Does it rain a lot?

Questions with to have

Als er al een hoofdwerkwoord in de zin staat zet je do of does voor de zin.

I/you/we/they= do

They have a cat -> Do they have a cat?

He/she/it= does

She has a dog -> Does she have a dog?

Hoe vraag je of Anna van muziek houdt?

Hoe vraag je of James een auto heeft?

Hoe vraag je of Kelly een hond heeft?

Rules present simple

I, we, and they uses the base (stam) form

I play basketball every Saturday.

We usually play chess.

She, he, and it uses base (stam) +s

She always walks down here.

It loses it's fur in spring.

Hoe zeg je dat je elke zondag bloemen koopt?

Hoe zeg je dat water bevriest bij 0 graden?

Hoe zeg je dat een vrouwelijk persoon altijd op zondag loopt?

Negation with to be

Zet het woord not achter de to be form

The water is cold

The water is not cold

Negations in een zin met een hoofdwerkwoord

Zet het woord do not/does not voor het werkwoord

I like apples.

I do not like apples.

She runs fast.

She does not run fast.

Hoe zeg je dat de thee niet warm is?

Hoe zeg je dat Amy niet snel praat?

Hoe zeg je dat je niet van peren houdt?