H4 Lezen - opdracht 5 bespreken

Feiten, meningen en argumenten
Welkom allemaal!

Wat gaan we vandaag doen?

  • Namenrondje
  • Terugblik vorige les
  • Opdracht 5 bespreken
  • Volgende les: beginnen met H5 lezen

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Feiten, meningen en argumenten
Welkom allemaal!

Wat gaan we vandaag doen?

  • Namenrondje
  • Terugblik vorige les
  • Opdracht 5 bespreken
  • Volgende les: beginnen met H5 lezen

Slide 1 - Slide

Terugblik vorige les

Slide 2 - Slide

Noem de drie belangrijkste begrippen van H4 lezen.

Slide 3 - Open question

H4 lezen: feiten, meningen en argumenten blz. 102 t/m 107

Opdracht 5 bespreken blz. 105 t/m 107
Tekst 3 op 106 klassikaal lezen

Slide 4 - Slide

1. Wat voor soort tekst is dit?
A
poster
B
artikel uit een tijdschrift
C
nieuwsbericht
D
betoog

Slide 5 - Quiz

2. Welke spelfouten maak je zelf wel eens in de Nederlandse taal?

Slide 6 - Open question

helder van structuur zijn
getob; geploeter
de nare gevolgen ondervinden
het zich eigen maken van taal
lijst van tekens die een klank weergeven
onverwachte moeilijkheid
op dreef zijn; een goed tempo bereiken
C. met de gebakken peren zitten
B. taalverwerving
A. transparant
D. gezwoeg
E. valkuil
F. op stoom zijn
G. fonetisch alfabet

Slide 7 - Drag question

4. Staan er in alinea 2 vooral feiten of meningen?
Feiten
Meningen

Slide 8 - Poll

6. Bij welke alinea begint het middenstuk?
A
alinea 2
B
alinea 3
C
alinea 4
D
alinea 5

Slide 9 - Quiz

9. Welke argumenten zijn er voor het gebruik van het fonetisch schrift? Schrijf één argument op.

Slide 10 - Open question

10. Welk tekstverband herken je in de laatste regel van alinea 9?
A
voorbeeld
B
voorwaarde
C
toegeving
D
redengevend

Slide 11 - Quiz

13. Wat is de functie van alinea 11?
conclusie
samenvatting
toegeving
toelichting

Slide 12 - Poll

Hoe ging opdracht 5?
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Feit
  • controleerbaar of bewezen
  • waar of onwaar

Eind van deze week hebben we meivakantie.

We hebben vandaag een toets geschiedenis. 

Slide 14 - Slide

Welk van de volgende zinnen is géén feit?
A
Mijn vriendin is morgen jarig.
B
Spruitjes zijn best lekker.
C
De voetbaltraining duurt anderhalf uur.
D
Wolven worden niet als huisdieren gehouden.

Slide 15 - Quiz

Welk van de volgende zinnen is een feit?
A
Kinderarbeid zou verboden moeten worden.
B
Dat nieuwe nummer klinkt supergoed!
C
Wat een leuke jas heb je aan.
D
Roken is slecht voor je gezondheid.

Slide 16 - Quiz

Mening
  • Dat wat iemand ergens van vindt.
  • Waardeoordeel, dus kan voor iedereen anders zijn.

Duitse grammatica is ontzettend moeilijk. 

De Efteling is het leukste pretpark van Nederland.

Slide 17 - Slide

Welk van de volgende zinnen is géén mening?
A
Joost is dol op skiën.
B
Dierproeven zijn onnodig.
C
De nieuwe auto van oma is echt een bejaardenkarretje.
D
Sommige kleuren staan jou echt niet.

Slide 18 - Quiz

Welk van de volgende vragen bevat een mening?
A
Hoeveel kilometer moeten we nog rijden?
B
Ga je naar dat kinderachtige feest?
C
Heb je je huiswerk af?
D
Hou je van skeeleren?

Slide 19 - Quiz

 Argument
  • Onderbouwt waarom je iets vindt
  • Te herkennen aan de signaalwoorden omdat, want, namelijk... 

Je zou ook eens naar die winkel moeten gaan, want ze verkopen daar erg goede spullen. 

Slide 20 - Slide

Welke zin bevat géén argument?
A
Ik blijf vandaag lekker binnen, want het stormt.
B
Mijn zus is jarig en geeft vanmiddag een feest.
C
Rode auto's zijn stoer, want een Ferrari is ook rood.
D
Omdat hij bang is, durft hij niet in de python.

Slide 21 - Quiz

Bedenk een argument bij het standpunt 'Schoolboeken moeten worden afgeschaft'.

Slide 22 - Open question

Welk standpunt kan horen bij het argument 'omdat dat gevaarlijk is'?

Slide 23 - Open question

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 24 - Mind map