This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Toets economie hoofdstuk 4
kopen een kunst
Slide 1 - Slide
Salomé koopt een stel handdoeken. Ze neemt handdoeken die bij haar badkamer passen.
Waarop let ze vooral bij deze aankoop?
A
de kwaliteit van de handdoeken
B
haar financiële mogelijkheden
C
haar smaak
Slide 2 - Quiz
Wesley wil een nieuwe pet hebben. Hij koopt er een die populair is in zijn klas. Waardoor koopt hij juist deze pet?
A
door de invloed van familie
B
door de invloed van reclame
C
door de invloed van vrienden en kennissen
Slide 3 - Quiz
Tobias kan € 65 uitgeven voor een paar schoenen. Het liefst koopt hij een paar merkschoenen van € 135. Maar hij koopt toch schoenen van € 45. Bereken hoeveel geld hij tekortkomt voor de schoenen die hij het liefst zou willen kopen. Schrijf de berekening op.
Slide 4 - Open question
Fleur koopt een lippenstift van € 2,98. Ze koopt voor € 9 een kaartje voor de bioscoop. Welk bedrag besteedt ze aan diensten?
Slide 5 - Open question
Debby koopt twee broodjes gezond. Een ervan eet ze zelf op. Het andere geeft ze aanhaar vriendin. Wie is of wie zijn hier de consument?
A
Debby
B
Debby en haar vriendin
C
haar vriendin
Slide 6 - Quiz
Reclame wordt vaak herhaald. Finn zegt: ‘Hoe meer reclame, hoe bekender het product.’ Marieke zegt: ‘Hoe bekender het product, hoe lager de verkoop.’ Wie heeft er gelijk? Of hebben ze allebei gelijk?
A
Finn
B
Marieke
C
Marieke en Finn
Slide 7 - Quiz
Thirza kijkt naar een reclame voor styling crème. Ze ziet een meisje dat gaat solliciteren.Tijdens het gesprek valt haar kapsel uit elkaar. Thirza hoopt dat haar zoiets nooit zal overkomen.
Op welk gevoel werkt deze reclame?
A
op het gevoel van onzekerheid
B
op het gevoel van vertedering
C
op het gevoel zeker te zijn van jezelf
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Merissa opent Facebook. Daarbij wordt bovenstaande reclame getoond. Merissa krijgt deze reclame te zien omdat ze onlangs damesschoenen heeft bekeken op de website van Carina schoenmode. Op welke doelgroep is deze reclame gericht?
Slide 10 - Open question
Jongeren zijn een belangrijke doelgroep. Thomas legt dit zo uit: ‘Jongeren hebben thuis invloed op veel uitgaven.’
Renske legt dit anders uit: ‘Jongeren hebben bij elkaar veel geld te besteden.’
Wie heeft er gelijk? Of hebben ze dat allebei?
A
Renske
B
Renske en Thomas
C
Thomas
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Bekijk de reclameposter. Hoe heet dit soort reclame?
Slide 13 - Open question
Justin wil een nieuwe printer kopen. Hij zoekt op internet naar informatie over printers. Justin let op: gebruiksmogelijkheden – kwaliteit – merk – prijs. Waar moet hij vooral op letten om de beste printer te kiezen?
A
Gebruiksmogelijkheden, kwaliteit en merk.
B
Gebruiksmogelijkheden, kwaliteit en prijs.
C
Kwaliteit, merk en prijs.
Slide 14 - Quiz
Justin bekijkt reclames voor printers. Hij praat met zijn leraar over printers. Hij vraagt zijn vrienden om raad over printers. Bij welke consumentenorganisatie kan hij ook veel informatie opvragen over printers?
Slide 15 - Open question
Justin heeft de website van een consumentenorganisatie opgezocht. Hij bekijkt een vergelijkend warenonderzoek over printers. Hoe komt de consumentenorganisatie aan deze informatie over printers?
A
door de fabrikanten van printers te ondervragen
B
door veel printers te testen
C
door verkopers van printers te ondervragen
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
Bekijk het vergelijkende warenonderzoek. Welke lamp kreeg het beste testoordeel?
Slide 18 - Open question
Mehmet woont alleen en kookt zelf zijn eten. Hij let goed op bij de aankoop van levensmiddelen. Hij houdt daarbij speciaal rekening met zijn gezondheid. Waar zal hij speciaal op letten?
A
dat er genoeg te eten is
B
dat er voldoende vitamines in het eten zitten
C
dat het eten lekker is
Slide 19 - Quiz
Julian woont in een gehorige flat. Hij koopt nieuwe vloerbedekking, en wil bij deze aankoop rekening houden met zijn buren. Welk soort vloerbedekking moet hij dan nemen?
A
parket
B
plavuizen
C
tapijt
Slide 20 - Quiz
Loes wil een nieuw T-shirt kopen. Sommige T-shirts zijn erg goedkoop. Ze zijn gemaakt door kinderen in arme landen. Andere T-shirts zijn duurder. Sommige daarvan zijn gemaakt door volwassenen in arme landen. Loes wil de kinderen in arme landen niet benadelen.
Welk T-shirt moet zij dan kopen?
A
Een T-shirt dat niet in een arm land is gemaakt.
B
Een T-shirt dat door kinderen in arme landen is gemaakt.
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Slide
Welke twee betekenissen heeft elke stip in het lijndiagram?
Slide 23 - Open question
Slide 24 - Slide
Wat is in het lijndiagram het testoordeel van kinderzitje C?