Formatieve toets hoofdstuk 5

Formatieve toets hst 5
  • Lees goed de vragen, geef uitgebreid antwoord.
  • Bij reactievergelijkingen maak je een foto van de uitwerking. Lukt dit niet dan typ je.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Formatieve toets hst 5
  • Lees goed de vragen, geef uitgebreid antwoord.
  • Bij reactievergelijkingen maak je een foto van de uitwerking. Lukt dit niet dan typ je.

Slide 1 - Slide

Welk cijfer ga je halen en waarom?

Slide 2 - Open question

Succes!

Slide 3 - Slide


Waar in de vlam is de temperatuur het hoogste?
A
mantel
B
kern
C
lont
D
boven de vlam

Slide 4 - Quiz


Vlammen zijn verschijnselen die zich bij een brand kunnen voordoen.

Noem 2 andere verschijnselen die bij een brand kunnen voorkomen.

Slide 5 - Open question


Bij een uitslaande brand van een bandenopslagplaats neem je gele vlammen, vonken en zwarte rookwolken waar. Welke van onderstaande uitspraken is juist?
1. Een vlam is een gloeiend gas.
2. In gele vlammen zit roet.

A
Alleen 1
B
Alleen 2
C
Geen van beide
D
Zowel 1 als 2 is juist

Slide 6 - Quiz


Voor een brand moet aan drie voorwaarden zijn voldaan. Deze drie voorwaarden kunnen in een zogenoemde branddriehoek worden weergegeven.
In de figuur hiernaast is één voorwaarde in de branddriehoek opgenomen, namelijk zuurstof.
 
Welke 2 missen?

A
Brandstof en warmte
B
Brandstof en temperatuur
C
Koolwaterstof en ontbrandingstemperatuur
D
Brandstof en ontbrandingstemperatuur

Slide 7 - Quiz

Wat is de brandstof in een kaars?
A
de lont
B
het vaste kaarsvet
C
het gasvormige kaarsvet
D
zowel de lont als het gasvormige kaarsvet

Slide 8 - Quiz

Bij een vlam in de pan krijg je de brand uit door een deksel over de pan te schuiven.
Wat is een belangrijk aandachtspunt bij de controle?
A
de pan zo snel mogelijk van het fornuis halen
B
de pan laten staan totdat deze is afgekoeld
C
de pan met een emmer koud water koelen

Slide 9 - Quiz

Wat is een voordeel van het gebruik van een CO2-blusser?
A
de blusstof CO2 is onbeperkt aanwezig
B
een CO2-blusser heeft een grote worplengte
C
een CO2-blusser veroorzaakt weinig nevenschade

Slide 10 - Quiz


Welke brandvoorwaarde haal je weg als je bij een brand in huis ramen en deuren sluit. 
A
brandstof
B
ontbrandingstemperatuur
C
zuurstof
D
zowel A, B als C

Slide 11 - Quiz


Wij gebruiken veel fossiele brandstoffen. Fossiele brandstoffen bestaan allemaal uit koolwaterstoffen. 

Leg uit wat koolwaterstoffen zijn.


Slide 12 - Open question


Heptaan (C7H16) is een vloeistof die soms voorkomt in benzine. 
Schrijf de reactievergelijking van de volledige verbranding van heptaan. Let op dat je ook de fasen vermeld. 

Let op: dit is een fotovraag zonder foto geen punten.

Slide 13 - Open question


Met welk reagens kun je aantonen dat er H2O in het uitlaatgas zit, en wat neem je dan waar?

Slide 14 - Open question


Welke coëfficiënt staat er voor H2O als de bovenstaande vergelijking kloppend is gemaakt?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 15 - Quiz


In de afbeelding hiernaast zie je een opstelling. 
Welk verbrandingsproduct wordt er bij 4 aangetoond? Welke waarneming doe je?

Slide 16 - Open question


Hout is een koolwaterstof en als je deze verbrand ontstaat er koolstofdioxide en water. Welke opstelling is geschikt om deze producten aan te tonen?
A
B
C
D

Slide 17 - Quiz


Een verbranding kan zowel volledig als onvolledig zijn. 

Welke stoffen ontstaan er bij een onvolledige verbranding?
A
roet
B
koolstofmono-oxide
C
koolstofdioxide
D
zowel A, B als C

Slide 18 - Quiz


Buteen (C4H8) is een gasvormige koolwaterstof. Geef de reactievergelijking van de onvolledige verbranding van buteen. Let op dat je ook de juiste fase noteert. Ga ervan uit dat er alleen koolstofmono-oxide ontstaat.


Let op: dit is een fotovraag zonder foto geen punten.

Slide 19 - Open question


Wat is de oorzaak van een onvolledige verbranding?

Slide 20 - Open question


Bij een schoorsteenbrand reageert roet (koolstof) met koolstofdioxide. Er ontstaat dan koolstofmono-oxide.
Geef de kloppende reactievergelijking, zet ook de juiste fases erbij 
Let op: dit is een fotovraag zonder foto geen punten.

Slide 21 - Open question


Bij een schoorsteenbrand reageert roet (koolstof) met koolstofdioxide. Er ontstaat dan koolstofmono-oxide.
Koolstofmono-oxide is een giftig gas. 
Leg uit waarom het zo gevaarlijk is.

Slide 22 - Open question


Het gasmengsel dat de motor verlaat, is schadelijk voor het milieu.
Schrijf voor elk gas op wat voor een schade het in het milieu kan veroorzaken.
Je hebt dus 6 antwoorden.

Slide 23 - Open question


In aardolie komt vaak nog het element zwavel voor. Als aardolie wordt verbrand, wordt dus ook de zwavel verbrand.

Welke reactieproducten heb je bij de verbranding van zwavelhoudende benzine?
A
koolstofdioxide en water
B
koolstofdioxide, koolstofmonoxide en water
C
koolstofdioxide, zwaveloxide en water
D
koolstofmono-oxide, zwaveldioxide en water

Slide 24 - Quiz


Voor het bestrijden van een brand in een ruimte met veel elektrische apparatuur werden tot 1994 speciale blusmiddelen gebruikt, die onder andere CFK’s bevatten. Tegenwoordig is het om milieuredenen verboden om deze blusmiddelen te gebruiken.
Wat is het milieu-effect van CFK’s ?
A
CFK’s tasten de ozonlaag aan.
B
CFK’s versterken het broeikaseffect.
C
CFK’s veroorzaken zure regen.
D
Alle antwoorden

Slide 25 - Quiz


Welke 2 vormen van stikstofvervuiling zijn er?
A
Stikstofoxide en ammoniak
B
Stikstofoxide en zuur
C
Ammoniak en zure regen
D
Smog en ammoniak

Slide 26 - Quiz

Klaar!

Slide 27 - Slide

Welk cijfer denk je gehaald te hebben en waarom dit cijfer?

Slide 28 - Open question