voortplanting waar staan we?


Mitose
Waar vindt geen mitose plaats? (BS 1&2)
A
Het ontstaan van een huidcel in de huid van een olifant.
B
Het ontstaan van een bastcel in de stengel van een klimop.
C
De celdeling van een bevruchte eicel.
D
Het ontstaan van een stuifmeelkorrel.
1 / 33
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Mitose
Waar vindt geen mitose plaats? (BS 1&2)
A
Het ontstaan van een huidcel in de huid van een olifant.
B
Het ontstaan van een bastcel in de stengel van een klimop.
C
De celdeling van een bevruchte eicel.
D
Het ontstaan van een stuifmeelkorrel.

Slide 1 - Quiz

Mitose
Zet de fasen van de mitose in de juiste volgorde. (BS1)

Slide 2 - Drag question

een cel heeft 24 chromatiden in de G1 fase, hoeveel chromatiden heeft deze cel in de G2 fase? (BS 1)
A
12
B
24
C
36
D
48

Slide 3 - Quiz

een cel met 2n=16 chromosomen deelt zich meiotisch, hoeveel chromosomen heeft een dochtercel na meiose-II? (BS 2)
A
2n=16
B
2n=8
C
n=8
D
n=4

Slide 4 - Quiz

welke van de volgende beweringen is juist? (BS 2)
A
meiose-I is een mitotische deling
B
meiose-II is een mitotische deling
C
meiose-I en -II zijn beide mitotische delingen
D
meiose-I en -II zijn geen van beide mitotische delingen

Slide 5 - Quiz

na sterilisatie kunnen mannen (BS 2&6)
A
geen zaadlozing meer krijgen
B
geen zaadcellen meer maken
C
geen zaadcellen door de zaadleiders laten gaan
D
geen plezier meer aan seks beleven

Slide 6 - Quiz

in de eierstokken worden de volgende hormonen gemaakt (BS 3)
A
FSH en LH
B
FSH en oestrogeen
C
LH en progesteron
D
oestrogeen en progesteron

Slide 7 - Quiz

welke van de volgende alternatieven bevat alleen secundaire geslachtskenmerken? (BS 2&3)
A
schaamlippen, schaamhaar, okselhaar
B
borsten, onderhuidse rondingen, zware stem
C
tepels, borsthaar, eierstokken
D
vagina, penis, baarmoeder

Slide 8 - Quiz

syfilis kan worden behandeld met antibiotica en wordt veroorzaakt door een (BS 6)
A
virus
B
schimmel
C
parasiet
D
bacterie

Slide 9 - Quiz

de navelstreng en vruchtvliezen zijn aangelegd door (BS 4)
A
moeder en embryo
B
alleen de moeder
C
alleen het embryo
D
de vader en de moeder

Slide 10 - Quiz

de placenta is aangelegd door (BS 4)
A
alleen de moeder
B
moeder en embryo
C
alleen het embryo
D
de vader en de moeder

Slide 11 - Quiz

welke van onderstaande factoren kan of kunnen de menstruatiecyclus (tijdelijk) stil leggen? (BS 4)
A
topsport
B
anorexia
C
pilgebruik
D
zwangerschap

Slide 12 - Quiz

een eicel wordt bevrucht in? (BS 4)
A
in de eierstok
B
in de eileider
C
in de baarmoeder
D
in de vagina

Slide 13 - Quiz

welk van de onderstaande beweringen is juist? (BS 6)
A
HIV en AIDS zijn beide virussen
B
HIV is een virus en AIDS een ziekte
C
HIV is een ziekte en AIDS een virus
D
HIV en AIDS zijn beide ziekten

Slide 14 - Quiz

spermatogenese vindt plaats in (BS2)
A
de eierstokken
B
het scrotum
C
de zaadkanaaltjes
D
de bijballen

Slide 15 - Quiz


Welk onderdeel is een eileider?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quiz

welke taak heeft orgaan 8? (BS 2)
A
urine doorvoeren
B
sperma doorvoeren
C
stijf maken van de penis
D
vocht toevoegen aan zaadcellen

Slide 17 - Quiz

welke taak heeft orgaan 5? (BS 2)
A
zaadcellen aanmaken
B
zaadcellen opslaan
C
testosteron maken
D
bescherming van de teelbal

Slide 18 - Quiz

een eeneiïge tweeling ontstaat uit (BS4)
A
één zaadcel en één eicel
B
twee zaadcellen en één eicel
C
één zaadcel en twee eicellen
D
twee zaadcellen en twee eicellen

Slide 19 - Quiz

FSH heeft bij mannen invloed op de (BS3)
A
Sertoli cellen
B
Leydig cellen
C
spermatogonia
D
spermatocyten

Slide 20 - Quiz

het uitblijven van de menstruatie na de bevruchting komt door het hormoon (BS 4)
A
progesteron
B
oestrogeen
C
HCG
D
LH

Slide 21 - Quiz

welke taak heeft orgaan 10? (BS 2)
A
zaadcellen produceren
B
voorvocht produceren
C
zaadvocht produceren
D
hormonen produceren

Slide 22 - Quiz

rond welke dag van de cyclus is de LH concentratie het hoogst? (BS3)
A
rond dag 1
B
rond dag 6
C
rond dag 14
D
rond dag 21

Slide 23 - Quiz

hoe heten de delingen van de bevruchte eicel in de eileider? (BS 4)

Slide 24 - Open question

hoe heet de voortplantingstechniek die hier is afgebeeld? (BS 4)

Slide 25 - Open question

Een lesbisch stel wil graag een kind. Een vriend wil zaaddonor zijn. Welke voortplantingstechniek zal gebruikt worden voor een zwangerschap? Schrijf de juiste afkorting op (BS4)

Slide 26 - Open question

wat groeit er uit het lege follikel na de eisprong? (BS 4)

Slide 27 - Open question

onder invloed van welk hormoon ontwikkelt stadium 5 zich? (BS 3)

Slide 28 - Open question

in welke (meervoud) van de genummerde stadia is een eicel aanwezig? (BS 2)

Slide 29 - Open question

het uitblijven van follikelrijping in de tweede helft van de menstruatiecyclus komt door (BS 3)
A
de remmende werking van oestrogeen
B
de remmende werking van progesteron
C
de remmende werking van FSH
D
de remmende werking van LH

Slide 30 - Quiz

welk deel van de vrouwelijke geslachtsorganen is het meest gevoelig voor seksuele opwinding?

Slide 31 - Open question

rond welke dagen van de cyclus neemt de progesteronconcentratie af? (BS 3)
A
tussen dag 1 en 5
B
tussen dag 6 en 14
C
tussen dag 14 en 21
D
tussen dag 21 en 28

Slide 32 - Quiz

welk orgaan wordt aangegeven met cijfer 1? (BS2)

Slide 33 - Open question