8.3 en 8.4

Paragraaf 3 Nieuwe technieken
Economie
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 3 Nieuwe technieken
Economie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • - Ik kan de invloed van verschillende vormen van innovatie uitleggen.
  • - Ik kan uitleggen welke invloed innovatie heeft op de arbeidsproductiviteit."

Slide 2 - Slide

Mechanisering en automatisering
mechanisering; Het in gebruik nemen van apparaten 
automatisering; machines nemen mensen over

Door mechanisering en automatisering kunnen ondernemers:
• de arbeidsproductiviteit verhogen;
• de loonkosten per product verlagen;
• de prijzen van producten verlagen.

Slide 3 - Slide

Recessie 
Periode van teruglopende groei van de totale productie in een land.
In tijden van recessie is er bij veel bedrijven:
onderbezetting = je kunt minder maken dan werkelijke productie; Het verschil tussen de productiecapaciteit en de werkelijke productie
• een lage bezettingsgraad = minder productie. Bezettingsgrad = De werkelijke productie in procenten van de productiecapaciteit.
  • productiecapaciteit: De maximale productie als alle beschikbare productiefactoren worden ingezet.
  • innovatie: De ontwikkeling van een nieuw product of een nieuwe manier van produceren.

Slide 4 - Slide

Rekentrainer
• onderbezetting = productiecapaciteit – werkelijke productie
• bezettingsgraad = (werkelijke productie : productiecapaciteit) × 100

Slide 5 - Slide

Paragraaf 4 Het installatiebedrijf
Economie

Slide 6 - Slide

Leerdoelen
- Ik kan uitleggen op welke manier de arbeidsproductiviteit kan worden beïnvloed.

 

Slide 7 - Slide

Arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit is hoog als het personeel:
• snel kan werken; 
• goed gemotiveerd is voor het werk;
• weinig moeite heeft met het werk.

Slide 8 - Slide

De arbeidsproductiviteit stijgt door:
• nieuwe technieken;
• scholing;
• goede arbeidsvoorwaarden;
• goede arbeidsomstandigheden;
• specialisatie;
• ervaring;
• goede organisatie en planning.

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Zelfstandig maken: 
  • Hoofdstuk: 8 paragraaf: 3 en 4
  • Opdracht(en): 1 t/m 11 en 1 t/m 10
  • Tijdsduur: tot einde v/d les
  • Klaar?: test jezelf

Slide 10 - Slide

Rekentrainer
Om een stijging of daling (korting) in procenten te kunnen uitrekenen, moet je eerst weten wat procenten zijn en hoe je die uitrekent. Wat zijn procenten?
Een procent is een honderdste deel. Je schrijft: 1%
De prijs van een jeans is € 49,00. De winkel geeft 25% korting. Hoeveel euro is de korting?

Slide 11 - Slide