Gastheerschap H2 les 3 en 4

Ik zit klaar voor de les:
  • Mijn spullen liggen op tafel (pen, schrift, laptop).
  • Telefoon is thuis of in mn kluis
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
1 / 48
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ik zit klaar voor de les:
  • Mijn spullen liggen op tafel (pen, schrift, laptop).
  • Telefoon is thuis of in mn kluis
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.

Slide 1 - Slide

Gastheerschap
Voordat de gasten komen

Slide 2 - Slide


Deze les:
  1. Terugblikken
  2. lesdoelen
  3. Theorie en oefenen
  4. opdrachten maken
  5. Evalueren hoe de les ging

Slide 3 - Slide


Terugblik:

De vorige les hebben het gehad over hoe je met gasten omgaat. En geoefend met een lastige gast.
Weet je nog waar je op moest letten?



Slide 4 - Slide

Om gasten een gastvij gevoel te geven moet je letten op:
  • Maak je oogcontact.  
  • Luister altijd goed naar een gast. 
  • Denk ook aan je houding: zit of sta altijd rechtop
  • Zie er netjes uit (schone kleren, fris ruiken enz)
  • Blijf vriendelijk (ook als de gast dat niet is)
  • Wees geïnteresseerd
  • Behandel de gast met respect


Slide 5 - Slide

Nog 2x oefenen dan :)

Slide 6 - Slide

Huiswerk nakijken

Opdracht 1.17 heb je ingeleverd in SOM

Opdracht 1.18 lever je uiterlijk aan het einde van deze les in op SOM

Slide 7 - Slide


Lesdoel:
Ik ken/ik weet:
  • wat mise en place betekent
  • uitleggen wat mastiek maken en poleren zijn
  • wat de stappen van opdekken en indekken zijn

Slide 8 - Slide

De voorbereidingen
Als je in een restaurant werkt, wil je dat de gasten zich welkom voelen. Alles moet er netjes en gezellig uitzien. 
Daarom moet je vóórdat de gasten komen goed voorbereiden. 
Dit noem je mise en place. 
Dat is Frans en betekent: “alles op zijn plek zetten”.


Slide 9 - Slide

Mastiek maken
Mastiek maken betekent: schoonmaken en klaarzetten wat je nodig hebt. 
Denk aan:
• schone tafelkleden pakken
• het bestek bijvullen
• schone glazen en borden klaarzetten
• controleren of de stoelen schoon zijn


Slide 10 - Slide

Poleren
Glazen en bestek moeten glanzend schoon zijn. 
Soms komen ze uit de vaatwasser nog met vlekjes of druppels. Dan ga je poleren.
Je gebruikt een schone doek (bijvoorbeeld een poleerdoek) en maakt het glas of bestek nog even netjes droog en glanzend. 
Zo ziet alles er extra netjes uit.



Slide 11 - Slide

Muziek verzorgen
In een restaurant zorgt zachte muziek voor een fijne sfeer.

Controleer:
• of de muziek aangezet mag worden
• welk soort muziek past bij het restaurant (rustig, geen harde beats)
• het volume (niet te hard!)


Slide 12 - Slide

Servetten vouwen
Een servet gebruik je om je mond schoon te maken tijdens het eten. Maar een mooi gevouwen servet op tafel staat ook netjes.

Je kunt servetten vouwen in een simpele vorm, zoals:
• een driehoek
• een waaier
• een zakje voor het bestek

Zorg dat alle servetten hetzelfde gevouwen zijn.



Slide 13 - Slide

Opdekken en indekken 

Bij het opdekken maak je de hele tafel klaar: je legt het tafelkleed neer, zet bloemen of kaarsen neer, en maakt het gezellig.

Bij het indekken leg je het bestek, servet en glas op de juiste plek






Slide 14 - Slide

Opdekken en indekken (couvert)
Een couvert is een plek aan tafel voor één gast. 
Daar leg je:
  • tafelkleed of placemat
  • de vaste attributen (menage (=peper en zout), kaars, bloemen) 
  • een servet
  • bestek
  • glazen




Slide 15 - Slide

Ook nadenken over de routing
Routing betekent: de weg die iemand loopt. 
In een restaurant is het belangrijk dat er goed wordt nagedacht over de looproutes van het personeel.
De bediening moet snel en veilig kunnen lopen van:
  • de keuken naar de tafels,
  • van de bar naar de gasten,
  • en naar het toilet of de kassa.

Gasten moeten makkelijk:
  • bij binnenkomst naar de tafeltjes kunnen lopen
  • en indien nodig naar de wc's kunnen lopen



Slide 16 - Slide

Als tafels te dicht bij elkaar staan of iets de weg blokkeert, is de routing niet goed.
Dan kan het personeel struikelen, botsen of dingen laten vallen.

Goede routing zorgt ervoor dat:
  • de bediening rustig en netjes kan werken,
  • de gasten niet worden gestoord tijdens het eten,
  • en alles in het restaurant vlot en veilig verloopt.

Daarom is het belangrijk om goed na te denken over waar je tafels, stoelen en andere dingen neerzet.



Slide 17 - Slide

Even oefenen:
Wat is er hier 
niet goed 
aan de routing:

Slide 18 - Slide

Even oefenen:
Wat is er hier 
niet goed 
aan de routing:

Slide 19 - Slide

Even oefenen:
Wat is er hier 
niet goed 
aan de routing:

Slide 20 - Slide

Even oefenen:
Wat is er hier 
niet goed 
aan de routing:

Slide 21 - Slide


Wat waren de lesdoelen?
  1. Ik 


Slide 22 - Slide

To do:
Je krijgt een knipblad met 12 losse tafels, een bar, een keuken, toiletten en een ingang. Deze knip je uit en dan gebruik je het A3 vel om je eigen restaurantopstelling te maken

Slide 23 - Slide

Bespreken


Jullie hangen je routing om de beurt op het bord 
en legt uit waarom je het zo hebt gemaakt

Slide 24 - Slide

1. Wat betekent ‘mise en place’?

A
Het menu voor de dag maken
B
Alles klaarmaken vóór de gasten komen
C
De tafel schoonmaken nadat de gasten weg zijn
D
Bestellingen opnemen

Slide 25 - Quiz

2. Wat doe je als je ‘mastiek maakt’?

A
Je maakt schoon en zet spullen klaar
B
Je neemt de bestelling op
C
Je maakt een menukaart
D
Je controleert of iedereen betaald heeft

Slide 26 - Quiz

3. Wat is ‘poleren’?

A
Vlekken van tafelkleden poetsen
B
Bestek netjes neerleggen
C
lazen en bestek glanzend maken met een doek
D
Muziek aanzetten voor de sfeer

Slide 27 - Quiz

4. Wat doe je bij ‘indekken’?

A
De menukaarten op tafel leggen
B
Het bestek, servet en glas op de juiste plek leggen
C
lazen ee stoelen recht zetten
D
De muziek aanzetten

Slide 28 - Quiz

5. Wat betekent ‘opdekken’?
A
De tafel mooi maken met tafelkleed en versiering
B
Glazen controleren op vlekken
C
De stoelen tellen
D
De keuken opruimen

Slide 29 - Quiz

Huiswerk:

x

Slide 30 - Slide


Antwoorden:
  1. Een 

Slide 31 - Slide

Gastheerschap
Horeca, wat is dat?

Slide 32 - Slide


Terugblik:

De vorige les hebben het gehad over de
mise en place. 

Dat is Frans en betekent: 
“alles op zijn plek zetten”.

Welke woorden ken je nog?



Slide 33 - Slide

 De tafel klaarmaken met een tafelkleed, servetten en decoratie.
mise en place
mastiek maken

Slide 34 - Drag question


Deze les:

  1. lesdoelen
  2. Theorie 
  3. opdrachten maken
  4. Evalueren hoe de les ging

Slide 35 - Slide


Lesdoel:
Ik ken/ik weet:
  • hoe ik een gast op een gastvrije manier ontvangt.
  • goed en slecht gedrag herkennen bij het ontvangen van gasten.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Lees mee: 
2.3 Gasten aan de balie (32)

Tijdens je werk in een restaurant kan één van je werkzaamheden zijn het ontvangen van gasten aan de balie of receptie. Je bent dan het aanspreekpunt van het restaurant en staat gasten te woord. Om dit goed te kunnen doen moet je op de hoogte zijn van wat er in het restaurant gebeurt. Gasten vragen bijvoorbeeld informatie over het menu, een reservering, of de mogelijkheden in het restaurant. Verder vinden meestal ook de digitale en telefonische reserveringen plaats aan de balie.



Slide 38 - Slide

Lees mee: 
2.3 Gasten aan de balie (32)
Het is belangrijk dat je met respect met mensen omgaat, dus ook met gasten. Door je best te doen voor gasten, geeft je ze een gastvrij gevoel. Tijdens het ontvangen van gasten begroet je ze netjes maak je oogcontact. Dit betekent niet dat je gasten aanstaart, maar ze geïnteresseerd aankijkt. Kijk dus niet steeds om je heen, dan lijkt het of je niet geïnteresseerd bent. Luister altijd goed naar een gast. Laat je niet door de omgeving afleiden, bijvoorbeeld het trillen van je telefoon of het langslopen van een collega. Denk ook aan je houding: zit of sta altijd rechtop. Ga niet ergens tegenaan hangen of leunen.

Belangrijk tijdens het te woord staan van gasten aan de balie zijn:
  •  Netheid
  •  Gastvrijheid
  •  Geïnteresseerd zijn



Slide 39 - Slide

Slide 40 - Video

Gedrag:
Praat met collega’s terwijl er gasten wachten
A
Gastvrij gedrag
B
Niet-gastvrij gedrag

Slide 41 - Quiz

Gedrag:
Biedt hulp aan bij het vinden van een tafel
A
Gastvrij gedrag
B
Niet-gastvrij gedrag

Slide 42 - Quiz

Gedrag:
Heeft zijn/haar armen over elkaar gevouwen
A
Gastvrij gedrag
B
Niet-gastvrij gedrag

Slide 43 - Quiz

Gedrag:
Wacht netjes tot de gast is uitgesproken
A
Gastvrij gedrag
B
Niet-gastvrij gedrag

Slide 44 - Quiz

Gedrag:
Kijkt op de telefoon tijdens een gesprek
A
Gastvrij gedrag
B
Niet-gastvrij gedrag

Slide 45 - Quiz

Rollenspelkaartjes – Zeurende gasten
  • Ik heb hier 10 soorten gasten op kaartjes in deze zak.
  • 2 mensen gaan een rollenspel doen. De één is de zeurende gast de ander is de gastheer/gastvrouw/ober die vriendelijk en gastvrij blijft

Wie eerst?

Slide 46 - Slide

To do:
Lees bladzijde 31 en 32
Maak opdracht 2.01 


Slide 47 - Slide

Huiswerk:

x

Slide 48 - Slide