Nederlands Grammatica Bijvoeglijke naamwoorden

Nederlands
  1. Lezen
  2. Taal creatief
  3.  Grammatica & Spelling 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
  1. Lezen
  2. Taal creatief
  3.  Grammatica & Spelling 

Slide 1 - Slide

Huiswerk
Noteer: week 15
dinsdag 9 april
eerste lesuur
Maken cursus 7 paragraaf 4
opdracht 1 t/m 8
blz 224

Slide 2 - Slide

Nakijken
Cursus 6 paragraaf 3

Wissel met je buurman

nakijkblad

Slide 3 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden 
je gebruikt een bijvoeglijk naamwoord om iets of iemand te beschrijven


Slide 4 - Slide

Bijvoeglijk 
naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 5 - Slide

Zo herken je een bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord kan vóór of achter het zelfstandig naamwoord staan:

Dat was een leuke vakantie. 
De vakantie was leuk. 
 Helaas is de leuke vakantie voorbij.



Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Dit woord zegt iets over een werkwoord
B
Dit woord zegt iets over een voorzetsel
C
Dit woord zegt iets over een zelfstandig naamwoord
D
Dit woord zegt iets over een lidwoord

Slide 8 - Quiz

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 9 - Quiz

Huiswerk
Maken cursus 7 paragraaf 4
opdracht 1 t/m 8
blz 224

Slide 10 - Slide

Ik weet wat een zelfstandig naam
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll