Woordenboekles

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Woordenboek

Aan het einde van de les kan ik het woordenboek op de juiste manier gebruiken. 

Wat is belangrijk bij het gebruik van een woordenboek?

Gebruik woordenboek

1. Alfabet

2. Geslacht van het zelfstandig naamwoord

3. Meervoudsvormen

4. Meerdere betekenissen (week)

5. Samengestelde woorden (telefooncel)

Kijk mee!

Kijk naar het filmpje en let goed op...

Er volgen zo meteen vragen over de inhoud van het filmpje.

1. Welk van de onderstaande woorden vind ik WEL in het woordenboek?

1. afkortingen
2. verkleinwoord
3. zelfstandig naamwoord - enkelvoud
4. zelfstandig naamwoord - meervoud

2. De dame in het filmpje heeft het over de infinitief van een werkwoord. Wat is een infinitief eigenlijk?

1. vervoeging
2. de stam van een werkwoord
3. de ik-vorm
4. het hele werkwoord

3. Er wordt steeds gesproken over de context. Wat is de context?

1. betekenis
2. samenhang
3. verband
4. achtergrond

Signaalwoorden

Een signaalwoord is een verbindingswoord.

Wat is de vertaling van de volgende signaalwoorden?

trotzdem

1. daarentegen
2. desondanks
3. bovendien
4. toch

also

1. dus
2. want
3. daarom
4. of

außerdem

1. omdat
2. desalniettemin
3. bovendien
4. en

zum Beispiel

aber

weil

Woordenboekgebruik - Het alfabet of wat staat waar?

Hoe snel ben je?
Zet in de goede alfabetische volgorde!
S - W - F - U - D - X

Zet in de goede alfabetische volgorde!

1

2

3

4

5

6

Freispruch

freundlich

Frechheit

fressen

freisprechen

freuen

Zet in de goede alfabetische volgorde!

1

2

3

4

5

6

Sonderpreis

soweit

sonstig

Sonnenstich

Soße

sondern

Pak het woordenboek en zoek deze woorden op!

1. Gegenstand

2. scheußlich

3. schwül

4. unbedeutend

5. ausschlüpfen

6. Miesmacher

1. Gegenstand       -- voorwerp

2. scheußlich         -- afschuwelijk

3. schwül                 -- vochtig

4. unbedeutend   -- onbelangrijk

5. ausschlüpfen   -- uit het ei komen

6. Miesmacher      -- Negatieveling 

Welke woorden in deze zinnen staan niet zó in het woordenboek? Hoe staan ze er wel in?

1. Wie heißt du?

2. Ein Teller heiße Suppe.

3. Ich darf noch ein Stündchen schlafen.

4. Der kleine Finger.

5. Pferde sind größer als Schweine.

1. Wie heißt du? -- heißen

2. Ein Teller heiße Suppe. -- heiß

3. Ich darf noch ein Stündchen schlafen. -- dürfen/Stunde

4. Der kleine Finger. -- klein

5. Pferde sind größer als Schweine. -- Pferd/sein/groß/Schwein

Welk woord zoek je op in het woordenboek?

1. geschrieben

2. bäckt

3. glitt

4. fünfte

5. schärfer

6. manche

7. geschah

1. geschrieben -- schreiben

2. bäckt -- backen

3. glitt -- gleiten

4. fünfte -- fünf

5. schärfer -- scharf

6. manche -- manch...

7. geschah -- geschehen

Pak het woordenboek en zoek op welke woordsoorten deze woorden hebben!

1. arm

2. Arm

3. zwei

4. Musik

5. der

6. Depp

7. grauen

8. Grauen

1. arm             -- bijvoeglijk naamwoord

2. Arm            -- zelfstandig naamwoord

3. zwei           -- telwoord

4. Musik        -- zelfstandig naamwoord

5. der             -- lidwoord

6. Depp         -- zelfstandig naamwoord

7. Grauen     -- zelfstandig naamwoord

Meerdere betekenissen

Als een trefwoord duidelijk verschillende betekenissen heeft, worden de vertalingen genummerd met 1, 2 of I, II, III.

Kies de vertaling die het beste in de context past.

Welke betekenis heeft der Band? Zoek in het woordenboek op!

Welke betekenis heeft die Decke? Zoek in het woordenboek op!

Parkschein
Welk lidwoord hoort erbij?

Absatz
Wat is de betekenis van dit woord als het gaat over het thema leesvaardigheid?

bestätigt
Schrijf de betekenis op van het hele werkwoord.

Samengesteld zelfstandig naamwoord

Berufswechsel

Dit is een zelfstandig naamwoord dat eigenlijk uit twee woorden bestaat: Beruf + Wechsel.

Deze woorden staan niet als één woord in het woordenboek, maar apart van elkaar. 

Uit welke twee woorden bestaan de volgende samengestelde zelfstandig naamwoorden?

Polizeipraktikum

Kaffeetassenhersteller

Reifendruckmeßgerät

Habt ihr noch Fragen?