Formuleren H3, H5 en H6

Welkom H2P
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom H2P

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Je leert jouw teksten aantrekkelijker te maken:
- door voorbeelden en signaalwoorden te gebruiken bij begrippen
- door te variëren in zinslengte
- door het gebruik van verwijs- en signaalwoorden verbanden tussen zinnen aan te brengen

Slide 2 - Slide

Lesprogramma
- Welkom en introductie (5 min)
- Terugblik: formatief toetsje spelling (10 min)
- Uitleg: verwerkingsopdracht Zes seconden (5 min)
- Uitleg: Formuleren H3, H5 en H6 (10 min)
- Zelfstandig werken (15 min)

Slide 3 - Slide

Formatief toetsje
Tip: Leer van Spelling H1 t/m H6 de theorie (groene blokjes) voor de toets voor een goed resultaat 
Tip2: Ga naar beterspellen.nl en geef je op voor de dagelijkse test

Ga naar Opdrachten (voltooid) in Teams en open jouw toets


Slide 4 - Slide

Verwerkingsopdracht Zes seconden

Slide 5 - Slide

Formuleren

Slide 6 - Slide

 H3 Voorbeelden gebruiken
Een tekst wordt leuker en duidelijker als je zo nu en dan een voorbeeld gebruikt:
-> moeilijk woord uitleggen
-> situatie duidelijk maken

Slide 7 - Slide

Signaalwoorden
Een voorbeeld kun je aankondigen met een signaalwoord:
bijvoorbeeld, zoals, denk maar aan, zo, neem nou, ...

Gebruik je getallen, wees dan zo concreet mogelijk.

Slide 8 - Slide

Voorbeelden gebruiken
De oudste voorbeelden van massamedia zijn de krant, de radio en de televisie.

Ik houd niet van individuele sporten zoals tennis en gymnastiek, maar teamsporten als voetbal en hockey vind ik wel leuk.

Slide 9 - Slide

Ik houd veel van Italiaanse gerechten. Als je bijvoorbeeld carpaccio of tiramisu maakt, ben ik blij. 
  • Voorbeelden?
  • Welke signaalwoorden?
  • Naar welk overkoepelend begrip verwijzen de voorbeelden?

Slide 10 - Slide

Bepaalde jeugdboeken zijn heel literair. Neem nou 'Lopen' van Els of 'De hemel' van Benny. 
  • Welke voorbeelden?
  • Welke signaalwoorden?
  • Naar welk overkoepelend begrip verwijzen de voorbeelden?

Slide 11 - Slide

Formuleren H5 variëren in zinslengte
Korte zinnen: maken de tekst saai.
Afwisseling korte en langere zinnen maken een tekst spannend en beter leesbaar.
Te lange zinnen (samengestelde zinnen) met veel bijzinnen maken een tekst moeilijker te begrijpen.
Enkelvoudige zinnen hebben één persoonsvorm, samengestelde zinnen hebben meer dan één persoonsvorm. Varieer in enkelvoudige en samengestelde zinnen. 
Bijzinnen zijn lastiger dan hoofdzinnen.
Je maakt sneller formuleringsfouten bij lange zinnen.

Slide 12 - Slide

Formuleren H6
Verbanden aanbrengen tussen zinnen 

Er zijn twee manieren om verbanden aan te brengen tussen zinnen. 

Slide 13 - Slide

1. Verwijswoorden 
2. Signaalwoorden

Slide 14 - Slide

Soorten verwijswoorden

– persoonlijke voornaamwoorden: hij, hem, zij, ze, haar, hen, hun
– bezittelijke voornaamwoorden: zijn, haar, hun
– aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden: deze, die, dit, dat
– bijwoorden: daar, waar, toen, zo
– waar + voorzetsel of voorzetsel + wie?: waarmee, waarover enz., met wie, over wie enz. (Let op: bij mensen)




Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten van de Planning Formuleren H3, H5 en H6 
(boek H3 blz. 92 opdracht 1, H5 blz. 152 opdracht opdracht 3 en H6 blz. 182 opdracht 1 en 2)

Slide 17 - Slide