This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Ik weet wat SE2: schrijfvaardigheid inhoudt
Ik herken de verschillen tussen de imperfecto en de indefinido om in de verleden tijd te praten in het Spaans
Slide 2 - Slide
SE2: Schrijfvaardigheid
De toets schrijfvaardigheid duurt 90 minuten. Je schrijft twee teksten in het Spaans. Iedere tekst heeft tussen de 200 en 400 woorden:
1. Een betogende tekst/ meningstekst over een actueel thema
2. Een sollicitatiebrief
Slide 3 - Slide
Betogende tekst: Je schrijf een tekst (artikel, email, etc) van 200 tot 400 woorden. Je tekst kan over verschillende soorten onderwerpen en situaties gaan, waarbij je de volgende vaardigheden moet laten zien:
1. Grammatica:
a. Je moet verschillende verleden tijden kunnen gebruiken, zoals de pretérito perfecto, pretérito indefinido en pretérito imperfecto.
b. Je moet in staat zijn om je mening te uiten over diverse thema's en advies of aanbevelingen te geven, afhankelijk van de situatie die in de opdracht wordt gepresenteerd.
c. Het gebruik van hypothetische zinnen (bijvoorbeeld: ‘wat zou kunnen gebeuren’) is ook een belangrijk onderdeel van je tekst. Hiervoor moet je de condicional kennen.
2. Thema's en onderwerpen:
De onderwerpen kunnen variëren van maatschappelijke kwesties tot persoonlijke of actuele situaties. Denk hierbij bijvoorbeeld aan sociale media, onderwijs, gezondheid of andere relevante thema's die zowel betrekking kunnen hebben op de samenleving als op persoonlijke ervaringen.
3. Hulpmiddelen:
Je mag een woordenboek gebruiken tijdens de toets. Zorg ervoor dat je bekend bent met de benodigde woorden en uitdrukkingen om je ideeën op een duidelijke en correcte manier te verwoorden.
Vanzelfsprekend moet jouw woordenschat ook op niveau zijn.
Slide 4 - Slide
Tekst 2: sollicitatiebrief waarin je reageert op een vacature uit een krant of via sociale media). In jouw brief laat je zien dat jij een geschikte kandidaat bent. In deze opdracht moet je de volgende vaardigheden laten zien:
1. Grammatica
a. Verleden tijden gebruiken om te kunnen uitleggen welke ervaring je al hebt. (indefinido en imperfecto zijn de meest voor de hand liggend)
b. Tegenwoordige tijd en beschrijvende zinnen: je beschrijft wie je bent, wat je kwaliteiten zijn en waar je goed in bent.
c. Toekomst en plannen verwoorden: toekomstplannen en motivatie goed kunnen uitleggen.
d. Eventueel een hypothetische toon om je wensen uit te drukken over wat je graag zou willen. Hiervoor gebruik je de condicional.
2. Inhoud en thema’s. In je brief laat je zien dat je:
• begrijpt welke functie wordt aangeboden
• jouw relevante ervaring kunt beschrijven
• jouw kwaliteiten, vaardigheden en persoonlijkheid kunt uitleggen
• kunt uitleggen waarom jij geschikt bent
• jouw toekomstplannen en motivatie duidelijk kunt verwoorden. De inhoud moet passen bij de situatie en formeel geschreven zijn (usted, formele afsluiting, formele taal).
3. Hulpmiddelen: woordenboek
Je mag een woordenboek gebruiken.
Slide 5 - Slide
Verleden tijden
- De perfecto / imperfecto / indefinido zijn allemaal verleden tijden, dat zeggen we omdat ze drukken gebeurtenissen die er al plaats hebben gevonden
- De perfecto is eigenlijk geen verleden tijd, het is de voltooid tegenwoordige tijd
-De imperfecto en de indefinido zijn hetzelfde in het Nederlands: onvoltooid verleden tijd
- De volgende dia's gaan over het gebruik van deze twee verschillende onvoltooid verleden tijd, want wanneer moet je nu welke tijd gaan gebruiken?
-In Unidad 5, deel 1 van de gram, vertellen ze ook over de verschillen tussen indefinido en imperfecto
- Zie voor de vervoegingen het tekstboek/volgende dia's/ITS
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
yo
tú
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
HABLAR
hablaba
hablabas
hablaba
hablábamos
hablabais
hablaban
¡RECUERDA EL IMPERFECTO!
Slide 8 - Slide
yo
tú
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
COMER
comía
comías
comía
comíamos
comíais
comían
¡RECUERDA EL IMPERFECTO!
Slide 9 - Slide
yo
tú
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
VIVIR
vivía
vivías
vivía
vivíamos
vivíais
vivían
¡RECUERDA EL IMPERFECTO!
Slide 10 - Slide
irregulares
Ser
era, eras, era, éramos, erais, eran
Ir
iba, ibas, iba, íbamos, ibais, iban
Ver
veía, veías, veía, veíamos, veíais, veían
¿Y estos verbos?
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Imperfecto (signaalwoorden)
antes
de pequeño/niño/joven
siempre, a menudo, cuando,
todos los días/martes/años
los lunes/martes
cada día/semana/miércoles
mientras, normalmente
en esa/aquella época
Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJD HEEFT GEENDUIDELIJK BEGIN EN EIND!
Slide 14 - Slide
Indefinido (signaalwoorden)
ayer, anteayer, anoche
la semana pasada
el año/mes/verano pasado
el otro día, el lunes, el martes
hace 1,2,3 día(s) /semana(s)
en 1946, el 14 de febrero (datum)
en marzo... navidades...
aquel día, aquel invierno, desde 1995 hasta 1998,
de repente, cuando,
el/la último/a día/tarde...
Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJD HEEFT EEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!
Slide 15 - Slide
Checkpoint
Slide 16 - Slide
Als je vertelt hoe je er vroeger uit zag, wat je karakter was, wat je leuk vond om te doen, waar je woonde, hoeveel vriendjes je had dan gebruik je de ....
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 17 - Quiz
Als je wil opsommen/vertellen wat je gisteren gedaan heb (eerst, daarna, en ook ...) gebruik je de: ....
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 18 - Quiz
¿Indefinido o imperfecto?
Anoche _________ (ver) un partido de fútbol.
A
vi
B
veía
Slide 19 - Quiz
antes
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 20 - Quiz
ayer, anoche, anteayer
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 21 - Quiz
anoche
A
imperfecto
B
indefinido
Slide 22 - Quiz
Voor gewoontes of herhaalde gebeurtenissen in het verleden gebruik je de .....
A
Presente
B
Pretérito perfecto
C
Pretérito indefinido
D
Pretérito imperfecto
Slide 23 - Quiz
Welk signaalwoord duidt NIET op een indefinido?
A
anteayer
B
en 2017
C
antes
D
el otro día
Slide 24 - Quiz
Welk ww is NIET in de imperfecto vervoegd?
A
pensaban
B
bebías
C
comieron
D
vivíamos
Slide 25 - Quiz
¿Cuál de estos marcadores temporales (tijdsaanduidingen) NO pertenece al imperfecto?
A
Siempre en verano....
B
En el verano del 2017....
C
Todos los veranos.....
D
Los veranos, cuando....
Slide 26 - Quiz
¿Indefinido o imperfecto? Hace 3 años mi abuelo (ganar).........la lotería.
A
ganaba
B
ganabas
C
ganó
D
ganaste
Slide 27 - Quiz
Vervoeg het werkwoord HABLAR (INDEFINIDO)
yo
tú
él
nosotros
vosotros
ellos
hablé
hablaste
habló
hablamos
hablasteis
hablaron
Slide 28 - Drag question
Indefinido: empezar - tú
Slide 29 - Open question
Indefinido: leer - él
Slide 30 - Open question
Indefinido: escribir -vosotros
Slide 31 - Open question
Indefinido: ser - ellos
Slide 32 - Open question
Indefinido: estar - tú
Slide 33 - Open question
Sleep de zinnen naar het juiste vervoegen v/d pretérito indefinido
comiste
nació
vivieron
comí
estudió
vivió
estudiaron
nacieron
Yo...............................(comer) patatas con carne.
Abdul............................(estudiar) para el examen de física.
María.........................(vivir) en Holanda
¿Tom ...........................(comer-tú) pizza en la cena?
Melinda y Claudia........................(nacer) en Holanda
Ellas..........................(estudiar) estañol con sus amigas.
Michelle y Estelle........................(vivir) en Holanda
Carlos.......................(nacer) el 10 de noviembre.
Slide 34 - Drag question
Imperfecto: tú-estudiar
Slide 35 - Open question
Imperfecto: nosotros - hablar
Slide 36 - Open question
Imperfecto: vosotros - ir
Slide 37 - Open question
Waarvoor wordt de imperfecto gebruikt?
Personen en dingen beschrijven.
Met de imperfecto beschrijf je het uiterlijk en geef je de leeftijd aan in de verleden tijd.
Met de imperfecto beschrijf je ook de fysieke toestand in de verleden tijd.
Met de imperfecto beschrijf je ook het karakter en emotionele status van een persoon in de verleden tijd.
7) Yo no podía mover mi cuerpo.
6) El dios Quetzalcoatl sentía compasión por los hombres.
5) Yo estaba enfermo.
4) Los aztecas eran inteligentes.
3) La diosa era muy guapa.
2) Nadie sabía del secreto.
1) Juan tenía quince años.
Slide 38 - Drag question
¿INDEFINIDO
O
IMPERFECTO?
Slide 39 - Slide
1. Shakira (nacer) en Colombia.
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 40 - Quiz
La familia de su padre (emigrado) ______________ a Colombia hace muchos años.
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 41 - Quiz
3. Su padre (tener) algunos problemas económicos cuando Shakira era joven.
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 42 - Quiz
4. De pequeña Shakira (mostrar) su vocación de artista en diferentes competencias de talento.
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 43 - Quiz
5. En el año 1988 (participar) en "Buscando artista infantil", un programa de televisión.
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 44 - Quiz
7. Su primer contrato (llegar) en 1991.
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 45 - Quiz
8. Su primer disco (ser) un completo fracaso.
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 46 - Quiz
9. Pero en 2005 (ganar) un Grammy y un Grammy Latino.
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 47 - Quiz
10. En 2010 (actuar) en la ceremonia de inauguración del mundial de fútbol de Sudáfrica
+ escribe la forma correcta del verbo en tu cuaderno
A
indefinido
B
imperfecto
Slide 48 - Quiz
¡A trabajar!
Un día que nunca olvidaré (Een dag die ik nooit zal vergeten):
Schrijf een kort verhaal (80 tot max. 120 woorden) over een dag die je nooit zult vergeten. Begin met een beschrijving van hoe de dag was (bijvoorbeeld het weer, je gevoelens en de omgeving) Daarna vertel je wat er gebeurde (activiteiten, onverwachte gebeurtenissen, enzovoort).
Je mag een woordenboek gebruiken.
Deze tarea moet je op vrijdag inleveren.
Slide 49 - Slide
Ik heb hulp nodig met de imperfecto en de indefinido