Les 17 - nevenschikking/ onderschikking

Hallo
allemaal!


Ga rustig zitten                                        wees stil als de docent begint
Pak je etui
Pak je boek

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hallo
allemaal!


Ga rustig zitten                                        wees stil als de docent begint
Pak je etui
Pak je boek

Slide 1 - Slide

Taalkundig
Benoem de woordsoorten en de tijd van de zin:

In de Quote 500 staan Nederlandse ondernemers met een enorm vermogen.
timer
1:00

Slide 2 - Slide

Redekundig
Verdeel de zin met zinsdeelstrepen en benoem de zinsdelen: pv, wg/ng, o, lv, bwb. Benoem ook de hoofdzin en de bijzin.

Als ik helder wil zien, moet ik goed focussen.

timer
2:00

Slide 3 - Slide

In een hoofdzin staan pv en ow naast elkaar; er kan verder niks tussen staan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Ik ga naar huis, want ik moet huiswerk maken.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 5 - Quiz

Ik ga naar huis, want ik moet huiswerk maken.
Wat is het voegwoord?
A
Ik
B
huis
C
want
D
maken

Slide 6 - Quiz

Volgende les:
Je hebt twee verschillende soorten voegwoorden: 

Nevenschikkend voegwoord (ns.vgw):
Dus, want, of, en, maar (DWOEM)

Onderschikkend voegwoord (os.vgw): aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits etc..... 
Nevenschikkend en onderschikkend voegwoord

Slide 7 - Slide

Volgende les:
Nevenschikkende voegwoorden verbinden: 
Nevenschikkend en onderschikkend voegwoord
Nevenschikkend = gelijkwaardig

Slide 8 - Slide

Volgende les:
Nevenschikkende voegwoorden verbinden: 
  • Twee hoofdzinnen
              {Ilse had een negen voor de toets} maar {Jos had maar een vijf}.
Nevenschikkend en onderschikkend voegwoord
Nevenschikkend = gelijkwaardig

Slide 9 - Slide

Volgende les:
Nevenschikkende voegwoorden verbinden: 
  • Twee hoofdzinnen
              {Ilse had een negen voor de toets} maar {Jos had maar een vijf}.
  • Twee bijzinnen
              {Ik had niet gedacht (dat Ajax kampioen zou worden) en (dat PSV zou verliezen)}.
Nevenschikkend en onderschikkend voegwoord
Nevenschikkend = gelijkwaardig

Slide 10 - Slide

Volgende les:
Nevenschikkende voegwoorden verbinden: 
  • Twee hoofdzinnen
              {Ilse had een negen voor de toets} maar {Jos had maar een vijf}.
  • Twee bijzinnen
              {Ik had niet gedacht (dat Ajax kampioen zou worden) en (dat PSV zou verliezen)}.
  • Twee woordgroepen
              de korte brief en het lange afscheid
Nevenschikkend en onderschikkend voegwoord
Nevenschikkend = gelijkwaardig

Slide 11 - Slide

Volgende les:
Nevenschikkende voegwoorden verbinden: 
  • Twee hoofdzinnen
              {Ilse had een negen voor de toets} maar {Jos had maar een vijf}.
  • Twee bijzinnen
              {Ik had niet gedacht (dat Ajax kampioen zou worden) en (dat PSV zou verliezen)}.
  • Twee woordgroepen
              de korte brief en het lange afscheid
  • Twee woorden
              jazz of popmuziek
Nevenschikkend en onderschikkend voegwoord
Nevenschikkend = gelijkwaardig

Slide 12 - Slide

Volgende les:
Een onderschikkend voegwoord verbindt: 
Nevenschikkend en onderschikkend voegwoord
Onderschikkend = niet gelijkwaardig

Slide 13 - Slide

Volgende les:
Een onderschikkend voegwoord verbindt: 
  • Een hoofdzin met een bijzin
              {Weet je al (of je deze zomer meegaat naar Spanje)}?
Nevenschikkend en onderschikkend voegwoord
Onderschikkend = niet gelijkwaardig

Slide 14 - Slide

Volgende les:
LET OP: 'OF' kan dus een nevenschikkend en een onderschikkend voegwoord zijn: 

  • Nevenschikkend: {Rij jij} of {rij ik}?
  • Onderschikkend: {Weet je al (of je deze zomer meegaat naar Spanje)}?

Nevenschikkend en onderschikkend voegwoord

Slide 15 - Slide

Volgende les:
LET OP: 'OF' kan dus een nevenschikkend en een onderschikkend voegwoord zijn: 

  • Nevenschikkend: {Rij jij} of {rij ik}?
  • Onderschikkend: {Weet je al (of je deze zomer meegaat naar Spanje)}?

Nevenschikkend en onderschikkend voegwoord

DWOEM = nevenschikkend

dus, want, of, en, maar
Geheugensteuntje: 

Slide 16 - Slide

Wat is het voegwoord in de zin?
Meliz gaat naar haar neef, want die viert zijn verjaardag.

Slide 17 - Open question

Is het een onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?
Meliz gaat naar haar neef, want die viert zijn verjaardag.
A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend

Slide 18 - Quiz

Wat is het voegwoord in de zin?
Terwijl de brandweer blust, verzorgen de verplegers de gewonden.

Slide 19 - Open question

Is het een onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?
Terwijl de brandweer blust, verzorgen de verplegers de gewonden.
A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend

Slide 20 - Quiz

Weektaak
Loop je op schema met de weektaak? Dan heb je opdracht 8 af.

Eerste 4 minuten in stilte.
Heb je een vraag? Sla de opdracht dan even over.
timer
4:00

Slide 21 - Slide

Weektaak


Loop je op schema met de weektaak? Dan heb je opdracht 8 af.
Klaar? --> 'Versterk jezelf' via Talent online.

Op fluisterniveau werken.
Heb je een vraag? Steek je hand op of vraag het zacht aan je buur.
timer
4:00

Slide 22 - Slide