2HV - les 16 repasar pres perfecto y reflexivos

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Programa

1. Controlamos los deberes

2. Wederkerende ww

3. Perfecto

4. Comunicación

5. Deberes

Controlamos los deberes

Voca Unidad 8 blz 109 NL-SP

1-60

Verbos reflexivos

Stap 1: Haal -se van het werkwoord af

Stap 2: Bepaal welk wederkerend voornaamwoord je voor het werkwoord plaatst

Stap 3: Haal -ar -er -ir van het werkwoord af (stam)

Stap 4: Om welke persoon gaat het? Plaats de bijbehorende uitgang achter de stam

Stap 5: Controleer of er wellicht een klinkerwisseling plaats vindt in de stam

Verbos reflexivos: regulares

1. ducharse (douchen)
2. levantarse (opstaan)
3. lavarse (zich wassen)
4. afeitarse (zich scheren)
5. quedarse (blijven/verblijven)
6. bañarse (baden - ook in zee of in een zwembad: voorbeeld: Yo me baño en el mar). 

Verbos reflexivos: irregulares

1. sentarse (ie): zitten
2. acostarse (ue): naar bed gaan
3. vestirse (i): zich aankleden
4. despertarse (ie): wakker worden
5. ponerse: (onregelmatige eerste persoon PONGO, daarna regelmatig: aantrekken 

Verbos reflexivos

Verbos reflexivos

nos levantamos

me ducho

os llamáis 

se despierta

te lavas

me visto

se llama

se quedan

WEDERKERENDE WW (levantarse, bañarse, ducharse, etc.)?

Perfecto (uitzonderingen)

abrir - abierto

decir - dicho

escribir - escrito

ir - ido

hacer - hecho

poner - puesto

ver - visto

volver - vuelto

romper - roto

ser - sido

morir - muerto

Perfecto:
Despertarse - yo

Perfecto:
Levantarse - tú

Perfecto:
Desayunar - él

Perfecto:
Ducharse - nosotros

Perfecto:
Ir - vosotros

Perfecto:
Salir - ellos

Perfecto:
Jugar - yo

Perfecto:
Hacer - tú

Perfecto:
Ver - él

Perfecto:
Irse - nosotros

Comunicación

Escuchar

Blz 87, ej 7, 8

Deberes

Voca Unidad 8 blz 109 NL-SP

1-50