Anamnesegesprek voeren

Vragen stellen en anamnese afnemen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vragen stellen en anamnese afnemen

Slide 1 - Slide

Lesopzet
Herhalen van informatie over vragen stellen

De student gaat oefenen met een anamnesegesprek

Slide 2 - Slide

Wat zijn open vragen?
A
Vragen die met ja of nee beantwoord kunnen worden.
B
Beginnen vaak met wat, waarom, wie, welke of wanneer.
C
Zijn bedoeld als openingszin.
D
Geven beperkt ruimte om te antwoorden

Slide 3 - Quiz

Gesloten vragen worden gebruikt om...
A
te checken of iets klopt.
B
meer informatie te krijgen.
C
kunnen niet worden beantwoord met ja of nee

Slide 4 - Quiz

Doorvragen is...
A
om te reflecteren op een situatie
B
om iemand te sturen in zijn/haar antwoord
C
altijd met ja of nee te beantwoorden.
D
om helder te krijgen wat iemand bedoeld

Slide 5 - Quiz

Een voorbeeld van een reflecterende vraag is...
A
Wat heb jij het afgelopen weekend gedaan?
B
Hoe ervaar je dat?
C
Wat bedoel je daar precies mee?
D
Je wilt zeker wandelen vandaag?

Slide 6 - Quiz

Wat is parafraseren?
A
Een conclusie trekken uit wat iemand heeft gezegd
B
In eigen woorden vertellen wat een ander heeft gezegd
C
Iemand een wedervraag stellen
D
Het corrigeren van een uitspraak.

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Wat is een anamnesegesprek?

Slide 9 - Open question

Doel van anamnesegesprek
- Verzamelen van gegevens
- Kennismaking
- De eerste behoeften, wensen en gewoonten van een zorgvrager in kaart brengen

Slide 10 - Slide

Praktische tips 
Gebruik de juiste vraagtechniek: open vragen.
Kies de juiste woorden: pas woordgebruik aan.
Houd rekening met het referentiekader: referentiekader is 'de bril' waardoor mensen kijken naar situaties en zaken.
Elk referentiekader is anders dit wordt bepaald door ervaringen. 
Houd rekening met onderlinge relaties tussen naasten.

Slide 11 - Slide

Opdracht oefening anamnesegesprek

Maak 5 groepjes. Ieder groepje krijgt een casus. Een iemand uit het groepje neemt de casus door en is de zorgvrager. De anderen zijn zorgverleners. Zij gaan d.m.v. vragen stellen achterhalen wat er speelt bij de zorgvrager. 

Klassikaal oefenen

Slide 12 - Slide