haben,sein o.t.t.
1 / 13
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 4 - Drag question
Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
Slide 5 - Drag question
Übersetze:
jij bent
jij bent
Slide 6 - Open question
Übersetze:
zij (enkelvoud) heeft
zij (enkelvoud) heeft
Slide 7 - Open question
Übersetze:
wij zijn
wij zijn
Slide 8 - Open question
Übersetze:
u heeft
u heeft
Slide 9 - Open question
Übersetze:
jullie zijn
jullie zijn
Slide 10 - Open question
Max und Anna ...................
noch nicht zuhause.
noch nicht zuhause.
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Lesdoel: Ik kan "haben" en "sein" vervoegen
A
Ik kan het en kan het iemand anders uitleggen
B
Ik kan het bijna, moet nog wel een beetje oefenen
C
Ik wil graag nog meer uitleg, want ik snap het nog niet.
