6.2 het oog

Basisstof 2 Het oog
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Basisstof 2 Het oog

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Beeldvorming
Lichtbreking door positieve en negatieve lenzen
Oogafwijkingen
Pupilreflex
De bouw van het netvlies
Staafjes en kegeltjes
Optisch chiasma
leerdoelen:
  • Je kunt de beeldvorming door ooglenzen beschrijven.
  • Je kunt de werking van de pupilreflex beschrijven.
  • Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven.
  • Je kunt toelichten hoe je diepte kunt zien.
planning:
  1. terugblik
  2. theorie werking oog
  3. verwerken 16 t/m 28
  4. afsluiting

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Link

accomoderen, verziend, bijziend
Beeldvorming
= zorgen dat er een scherp beeld op je netvlies komt

iets van dichtbij en veraf scherp kunnen zien
door je lens boller of platter te maken
accommoderen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Accommoderen = scherpstellen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Accomoderen
dichtbij, lens bol
ver weg, lens plat

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Scherp zien

Het boller en platter worden van de lens noemen we accomoderen en dit kunnen wij met behulp van de accomodatiespieren.


Dit zijn de kringspieren in het straalvormig lichaam.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

breking van licht
overgang van gas, vloeibaar, gas > licht breekt
lens: positieve/ bolle      negatieve/holle
convergeren                     divergeren

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Lichtbreking door lenzen

In de afbeelding zie je lichtbreking door verschillende lenzen.


F is het brandpunt, hier komen de lichtstralen samen bij een bolle lens.


f is de afstand van de lens tot het brandpunt.

convergeren, naar elkaar toe
divergeren, spreiden

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Bijziend  = 
dichtbij scherp zien
• een oogbol te lang is;
• het hoornvlies of de lens de lichtstralen te sterk breken.
• correctie - lens
Verziend = 
 van veraf scherp zien
• een oogbol te kort is;
• het hoornvlies of de lens de lichtstralen niet voldoende breken.
•correctie + lens

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Link

pupilreflex

Pupilreflex

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Pupilreflex: FEL LICHT

  1. Kringspieren in de iris trekken samen
  2. Pupil wordt klein
Pupilreflex: ZWAK LICHT

  1. Straalsgewijs lopende spieren in de iris trekken samen
  2. pupil wordt groot

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Optisch chiasma = gedeeltelijke kruising van uitlopers in beide oogzenuwen
Stereoscopie = diepte zien door vergelijken beelden van beide ogen
optisch chiasma

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Diepte zien

Gaat het makkelijkst als de ogen aan de voorzijde zitten.


Nodig voor het inschatten van de afstand van jou tot het voorwerp


De beelden van het linkergedeelte van beide ogen gaan naar het rechtergezichtscentrum. Het linkerbeeld van het linkeroog verschilt iets van het linkerbeeld van het rechteroog.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

De bouw van het netvlies

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Netvlies
Op het netvlies liggen 2 soorten zintuigcellen.

1. De staafjes
2. De kegeltjes 

staafjes kegeltjes

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Staafjes
Kegeltjes

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Staafjes                            Kegeltjes
Lichtgevoeligheid hoog

Zwart/ wit

Meerdere staafjes per zenuwcel (wazig beeld)

Buiten gele vlek

Geven neurotransmitter af als er GEEN licht op valt

Lichtgevoeligheid laag

Kleuren (groen, blauw, rood)

Eén zenuwcel per kegeltje (scherp beeld)

Vooral in gele vlek

Geven neurotransmitter af als er licht op valt


Slide 21 - Slide

This item has no instructions

blinde vlek? Gele vlek?

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Lichtreceptoren

Als wij naar een voorwerp kijken en ons beeld fixeren dan valt het beeld op de gele vlek. Dankzij de kegeltjes zien wij dit voorwerp dan in kleur en met details.


Wij hebben 3 soorten kegeltjes:

  1. gevoelig voor rood licht
  2. gevoelig voor blauw licht
  3. gevoelig voor groen licht

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Lichtreceptoren

Elk kegeltje geeft zijn impulsen door aan één eigen zenuwcel.


In de hersenen, in het gezichtscentrum, worden al deze losse impulsen weer vertaald naar één beeld.


50 tot 100 staafjes geven samen hun impulsen door aan een zenuwcel. Mede hierdoor, als de locatie van de staafjes, maakt dat je geen scherp beeld kunt krijgen.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions



Werk de LessonUp les door. Bekijk de animaties.
Maak dan de opdrachten van bs2 het oog: 16 t/m 28.

leerdoelen:
  • Je kunt de beeldvorming door ooglenzen beschrijven.
  • Je kunt de werking van de pupilreflex beschrijven.
  • Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven.
  • Je kunt toelichten hoe je diepte kunt zien.
planning:
  1. terugblik
  2. theorie werking oog
  3. verwerken 16 t/m 28
  4. afsluiting
verwerken

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Definitie
Begrip
Zintuigcellen die reageren op een bepaalde prikkel zoals licht, temperatuur, druk, pijn.
De prikkel waarvoor de zintuigcel de laagste prikkeldrempel heeft 
De aanpassing van de gevoeligheid van een zintuig aan een aanhoudende prikkelsterkte
Prikkels vanuit het inwendige milieu 
Prikkels vanuit de omgeving 
De waarde die bepaald of een prikkel sterk genoeg is om een impuls te genereren in een zintuigcel.
Begrippen
Prikkeldrempel
Adaptatie
Adequate prikkel
Receptoren
Interne prikkel
Externe prikkel

Slide 27 - Drag question

This item has no instructions

Laag met zintuigcellen (staafjes en kegeltjes)
Waar de oogzenuw het oog verlaat
Verandert de lens van vorm zodat je scherp kunt zien
Zorgt ervoor dat er een scherp beeld op je netvlies valt
Doorzichtig deel van het oog
Geeft structuur en vorm aan het oog
Gat wat licht doorlaat
Brengt impulsen naar de hersenen
Stevige buitenste laag van het oog
Bevat spiertjes die de grootte van de pupil regelen
Hoornvlies
Lens
Pupil
iris
straalvormig lichaam met lensbandjes
oogzenuw
netvlies
harde oogvlies
blinde vlek
glasachtig lichaam

Slide 28 - Drag question

This item has no instructions

Staafjes
Kegeltjes
waarnemen van kleuren
waarnemen licht-donker
vooral in gele vlek
vooral aan randen netvlies
lage drempelwaarde
hoge drempelwaarde
geschikt voor scherp zien
niet zo geschikt voor scherp zien

Slide 29 - Drag question

This item has no instructions

Wat voor lens heb je nodig als je bijziend bent?
A
negatief
B
positief

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Benoem de verschillende onderdelen van het netvlies.
uitloper zenuwcel
staafje
kegeltje
zenuwcel
blinde vlek
oogzenuw
gele vlek

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

Bij veel licht is de pupil......?
A
Groot
B
Klein
C
Licht heeft geen invloed op pupil

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het probleem als je bijziend bent?
A
lens wordt niet plat genoeg
B
lens wordt niet bol genoeg
C
brandpunt ligt voor het netvlies
D
je kunt dichtbij niet goed zien

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Als je verziend bent kun je.......?
A
in de verte scherp zien
B
dichtbij scherp zien
C
kleuren niet goed zien
D
in het donker niet goed zien

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Hieronder staan vijf delen van het oog van de mens. Door welke van de genoemde delen gaan de lichtstralen achtereenvolgens voordat ze impulsen in het oog kunnen veroorzaken?
netvlies
lens
hoornvlies
pupil
glasachtig lichaam

Slide 35 - Drag question

This item has no instructions

Wat is constant in het oog?
A
brandpuntafstand
B
beeldafstand
C
voorwerpafstand
D
afstand lens en hoornvlies

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Als de kringspieren in het straalvormig lichaam zich samentrekken, wordt de lens boller.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Slide 38 - Link

netvlies

Slide 39 - Video

This item has no instructions

Slide 40 - Link

accomoderen

Slide 41 - Video

This item has no instructions