LJ2 Nederlands 2.6 Zinsontleding: wwg met 'te'

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ2 2.6 Zinsontleding: WWG met 'te' 
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ2 2.6 Zinsontleding: WWG met 'te' 
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening LJ2
Pak je lesboek van Nederlands en open je boek op p. 72. 

Huiswerkcontrole 

Slide 2 - Slide

2. Leergebiedoverstijgende doelen

Slide 3 - Slide

3. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- weet je dat het werkwoordelijk gezegde uit alle werkwoorden
   van een zin bestaat;
- weet je dat als er 'te' voor het hele werkwoord staat, het bij het
   werkwoordelijk gezegde hoort:
   pv + te + hele ww = werkwoordelijk gezegde

Slide 4 - Slide

Herhaling pv, wwg en ond.

Slide 5 - Slide

Wat is de persoonsvorm?

De bakker vandaag bakt een lekkere taart.
A
De bakker
B
bakt
C
een lekkere taart
D
vandaag

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Moet jij elke ochtend naar school fietsen?
A
moet
B
fietsen
C
elke ochtend
D
naar school

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Waarom ben jij boos?
A
Waarom
B
ben
C
jij
D
boos

Slide 8 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Marieke en Sourin gaan samen voetballen.
A
Marieke
B
Sourin
C
Marieke en Sourin
D
voetballen

Slide 9 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Tom doet nooit de boodschappen.
A
Tom
B
doet
C
nooit
D
de boodschappen

Slide 10 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Waarom ga jij niet op tijd naar bed?
A
Waarom
B
ga
C
jij
D
naar bed

Slide 11 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Alle leerlingen hebben de toets goed gemaakt.
A
leerlingen
B
alle leerlingen
C
de toets
D
goed

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Volgende week heeft Jaimie een boekbespreking.
A
Volgende week
B
Jaimie
C
heeft
D
een boekbespreking

Slide 13 - Quiz

Alle werkwoorden in de zin noem je samen:
A
het onderwerp
B
het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
de persoonsvorm

Slide 14 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Joris heeft gisteren zijn examen gemaakt.'

A
heeft
B
heeft gemaakt
C
gemaakt
D
Er is geen werkwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quiz

Wat heb jij zitten doen in die klas?

Het werkwoordelijk gezegde =
A
zitten
B
zitten doen
C
heb zitten doen
D
heb zitten

Slide 16 - Quiz

Morgen ga ik fietsen naar de tandarts.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ga
B
ga fietsen
C
fietsend
D
morgen

Slide 17 - Quiz

Mijn buurman maakt huiswerk voor de cursus.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
maakt
B
huiswerk
C
de cursus
D
mijn buurman

Slide 18 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Jip is vanmorgen te laat uit bed gekomen'

A
is
B
is gekomen
C
gekomen
D
uit bed

Slide 19 - Quiz

Hij heeft een mooie dag gehad in de dierentuin.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
heeft
B
dierentuin
C
heeft gehad
D
hij

Slide 20 - Quiz

werkwoordelijk gezegde?

Hij heeft gisteren problemen gehad met de leraar.
A
hij heeft
B
heeft
C
heeft gehad
D
heeft problemen gehad

Slide 21 - Quiz

werkwoordelijk gezegde?
Hopelijk hebben jullie deze opdrachten goed gemaakt.
A
hopelijk
B
hebben
C
hebben gemaakt
D
hebben goed gemaakt

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

werkwoordelijk gezegde met 'te'
Evie zit steeds .... kletsen.
Ik lag vanmorgen nog zo heerlijk ... dromen
Ik probeerde mijn fiets zelf ... repareren.
Je kunt TE niet weglaten. TE hoort dan bij het werkwoordelijk gezegde.

Slide 24 - Slide

Wat is de PV?

De hond ligt in zijn mand te slapen.

Slide 25 - Open question

Wat is het WWG?

De hond ligt in zijn mand te slapen.

Slide 26 - Open question

Wat is het ond.?

De hond ligt in zijn mand te slapen.

Slide 27 - Open question

Verdeel de zin in zinsdelen.

De hond ligt in zijn mand te slapen.

Slide 28 - Open question

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?

De hond ligt in zijn mand te slapen.

Slide 29 - Open question

Wat is de PV?

Hij vergeet zijn huiswerk te maken.

Slide 30 - Open question

Wat is het WWG?

Hij vergeet zijn huiswerk te maken.

Slide 31 - Open question

Wat is het ond.?

Hij vergeet zijn huiswerk te maken.

Slide 32 - Open question

Verdeel de zin in zinsdelen.

Hij vergeet zijn huiswerk te maken.

Slide 33 - Open question

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?

Hij vergeet zijn huiswerk te maken.

Slide 34 - Open question

5. Begeleid inoefenen

Slide 35 - Slide

6. Zelfstandig werken LJ2
Je maakt zelfstandig opdracht 5 op p. 75



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna pak je een boek en ga je in stilte lezen. 
timer
1:00

Slide 36 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Lukt het je om vragen die woorden gesteld uit een tekst te halen?
Heb je nog ergens hulp bij nodig?

Slide 37 - Slide