thema 7 dag 4


A
de boodschappen
B
het ontbijt
C
de bakkerij
D
het avondeten
1 / 43
next
Slide 1: Quiz
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson


A
de boodschappen
B
het ontbijt
C
de bakkerij
D
het avondeten

Slide 1 - Quiz


A
het geld boekje
B
de geldhouder
C
de portemonnee
D
de monneporte

Slide 2 - Quiz


A
het geld
B
de geld
C
de portemonnee
D
de munt

Slide 3 - Quiz


A
het geld
B
de geld
C
de portemonnee
D
de monneporte

Slide 4 - Quiz


A
het biljet
B
het bieljet
C
het geldpapier
D
de dollar

Slide 5 - Quiz


A
de price
B
de prijs
C
de prei
D
De pinpas

Slide 6 - Quiz


A
de paspin
B
de pinpas
C
de geldpas
D
de europas

Slide 7 - Quiz


A
de pinpas
B
de ingbank
C
de kassa
D
de pinautomaat

Slide 8 - Quiz


A
de kassa
B
de kasa
C
de kaas
D
de klas

Slide 9 - Quiz


A
de kark
B
de kerk
C
de moskee
D
de mosk

Slide 10 - Quiz


A
het winkelcentrum
B
het winkelmandje
C
de winkelwagen
D
de vrachtwagen

Slide 11 - Quiz


A
het winkelcentrum
B
het winkelmandje
C
de winkelwagen
D
de vrachtwagen

Slide 12 - Quiz


A
de bioscoop
B
de filmkamer
C
de bijoskoop
D
film kijken

Slide 13 - Quiz


Slide 14 - Open question


Slide 15 - Open question


Slide 16 - Open question


Slide 17 - Open question


Slide 18 - Open question


Slide 19 - Open question


Slide 20 - Open question


Slide 21 - Open question


Slide 22 - Open question


Slide 23 - Open question


Slide 24 - Open question

Zij (betalen )met haar pinpas.
1 persoon
A
betalen
B
betaalt
C
betaalen
D
betalt

Slide 25 - Quiz

De politieagent (rijden) over de rotonde.
A
riden
B
rijd
C
rijdt
D
rijden

Slide 26 - Quiz

Ik (fietsen) op het fietspad.
A
fietsen
B
feetsen
C
fiet
D
fiets

Slide 27 - Quiz

Wij (dansen) in de disco.
A
dansen
B
dans
C
daansen
D
danst

Slide 28 - Quiz

Jij (boodschappen doen) in de supermarkt.
A
doet boodschappen
B
boodschappen doen
C
doe boodschappen
D
doen boodschappen

Slide 29 - Quiz

Hij (pinnen) bij de pinautomaat
A
pinnen
B
pint
C
pin
D
pinen

Slide 30 - Quiz

Jullie (opbellen) de politie .
A
belt op
B
opbellen
C
bellen op
D
bel op

Slide 31 - Quiz

Ik (wachten) op de bus bij de bushalte.
A
wachte
B
waachten
C
wachten
D
wacht

Slide 32 - Quiz

Hij (reizen) met de trein.

A
reisen
B
reist
C
reis
D
reizen

Slide 33 - Quiz

Wij (rijden) over het kruispunt.
A
rijde
B
rijden
C
rijd
D
rijdt

Slide 34 - Quiz

Zij (fietsen) op haar fiets.
1 persoon

A
feetsen
B
fietst
C
fietsen
D
fiets

Slide 35 - Quiz

Hij (betalen) bij de kassa
A
betaalt
B
betalen
C
betaalen
D
betallen

Slide 36 - Quiz

pinnen

Slide 37 - Mind map

dansen

Slide 38 - Mind map

wachten

Slide 39 - Mind map

opbellen

Slide 40 - Mind map

boodschappen doen

Slide 41 - Mind map

wonen

Slide 42 - Mind map

kopen

Slide 43 - Mind map