This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Thema 5 Leerwerkboek B
Slide 1 - Slide
Hoe leer je het meest:
Lees de tekst aandachtig door.
Kijk goed naar de afbeeldingen: snap je wat er te zien is?
Koppel in je hoofd de afbeeldingen met de tekst.
Bij de vragen: kies bewust een bepaald antwoord
Alleen als je het antwoord goed hebt en ook de feedback "in je hoofd gehoord hebt" toen je een antwoord koos, weet je zeker dat je dit onderdeel kent. (Wees eerlijk tegen jezelf!)
Slide 2 - Slide
Leerdoelen planten deel 1
Bouw en functie van bladeren
In afbeelding vaatbundels, houtvaten en bastvaten kennen
Beschrijven hoe planten stevigheid verkrijgen
Opname en transport van water en mineralen
Processen: fotosynthese beschrijven
Slide 3 - Slide
bovenkant van het blad
Bovenkant van het blad is meestal dicht. Wordt ook wel opperhuid genoemd.
Vaatbundel
Doornsnede van de hout- en bastvaten. Ze lopen zelfs in het blad!
Huidmondje
Zitten vooral op de onderkant van het blad.
Hier gaat zuurstof de plant uit en koolstofdioxide de plant in overdag.
's Nachts gaat het precies andersom! Dus zuurstof blad in en koolstofdioxide het blad uit.
Bladgroenkorrel
Groene korrels in plantencellen zijn bladgroenkorrels. Hierin gebeurd fotosynthese.
Slide 4 - Slide
Vaatbundels
Bastvaten: levende cellen. In dwarswanden soort zeef. (Buitenkant/richting schors)
Houtvaten : dode houtcellen die samen een soort rietje vormen. (Binnenkant/centrum stengel)
Slide 5 - Slide
Houtvaten vervoeren:
A
water en suiker van de wortels naar de bladeren
B
water en mineralen van de bladeren naar de wortels
C
water en suiker van de bladeren naar de wortels
D
water en mineralen van de wortels naar de bladeren
Slide 6 - Quiz
Bastvaten vervoeren:
A
water en suiker van de wortels naar de bladeren
B
water en mineralen van de bladeren naar de wortels
C
water en suiker van de bladeren naar de wortels
D
water en mineralen van de wortels naar de bladeren
Slide 7 - Quiz
Stevigheid
Plantencellen met bladgroenkorrels hebben water in vacuole (bij kruidachtige planten zijn alle bovengrondse delen, behalve de bloemen, groen)
Rest van de plant: houtcellen (van de houtvaten) en vezels. Gemaakt van cellulose en houtstof (dit is het geval bij houtachtige planten)
Slide 8 - Slide
Opname en transport door wortels
Slide 9 - Slide
Wat nemen wortels op uit de bodem?
A
Water en mineralen
B
Water en vitamines
C
Mineralen en Vitamines
D
Alleen water
Slide 10 - Quiz
Hoe heten de harige uitstulpingen aan het uiteinde van een wortel?
Slide 11 - Open question
Hoe werkt dat dan?
Het topje van de wortel blijft groeien.
Boven de groeischijf groeien de wortelharen.
Wortelharen nemen water met mineralen op.
Dit wordt vervoerd naar de houtvaten die het verder omHoog vervoeren.
Slide 12 - Slide
Omhoog vervoeren zonder spieren?
Houtvaten vervoeren op 2 manieren:
Bij de bladeren verdampt water. Dit zorgt voor een zuigkracht
Worteldruk: wortels halen zoveel water binnen dat het 'vanzelf' omhoog gedrukt wordt.
Zie je een plant met waterdruppels aan de rand? Dan hoge worteldruk! (Dus teveel water)
Slide 13 - Slide
Let op: belangrijk!
Processen
Slide 14 - Slide
Fotosynthese
Links van de pijl + de pijl: nodig om aan fotosynthese te kunnen doen.
Rechts van de pijl: wat er ontstaat bij fotosynthese.
Slide 15 - Slide
Wat vinden we aan de linkerkant van een pijl bij het proces van fotosynthese?
A
De stoffen die nodig zijn voor het proces
B
De stoffen die ontstaan bij het proces
Slide 16 - Quiz
En wat vinden we dus aan de rechterkant van een pijl bij het proces van fotosynthese?
A
De stoffen die nodig zijn voor het proces
B
De stoffen die ontstaan bij het proces
Slide 17 - Quiz
Waar in de cel vindt fotosynthese plaats?
Fotosynthese
1
2
3
4
5
Slide 18 - Drag question
In de afbeelding zijn chrysanten getekend.
Kan bij chrysanten in de bladeren fotosynthese plaatsvinden? En in de stengels? En in de wortels? En in de bloemen?
wel fotosynthese
geen fotosynthese
bladeren
stengels
wortels
bloemen
Slide 19 - Drag question
Fotosynthese
+ -------> +
Verbranding
+ -------> +
---------->
---------->
Koolstofdioxide
Koolstofdioxide
Zuurstof
Zuurstof
Water
Water
Glucose
Glucose
licht
energie
Slide 20 - Drag question
Wat is het verschil tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting?
Slide 21 - Open question
Stel je voor, we hebben een plant in een gesloten ruimte. Deze ruimte staat in het licht. Wat ontstaat er in deze ruimte? en waarom?
Slide 22 - Open question
Stel je voor, we hebben een plant in een gesloten ruimte. Deze ruimte staat in het donker. Wat ontstaat er in deze ruimte? en waarom?
Slide 23 - Open question
Delen van de kamperfoelie-bloemen zijn: eicel, meeldraad, stamper en stuifmeelkorrel. Hoe heet het vrouwelijke voortplantingsorgaan (1) van de kamperfoelie? En de vrouwelijke voortplantingscel? (2)
A
1 = stamper, 2 = eicel
B
1 = stamper, 2 = stuifmeelkorrel
C
1 = meeldraad, 2 = eicel
D
1 = meeldraad / 2 = stuifmeelkorrel
Slide 24 - Quiz
De schimmel die de iepenziekte veroorzaakt, verspreidt zich via de houtvaten steeds verder in de boom. De houtvaten raken verstopt en binnen een jaar sterft de boom. Door het verstoppen van de houtvaten wordt het vervoer van bepaalde stoffen geremd.
Door het verstoppen van de houtvaten wordt:
A
het transport van water en suiker geremd
B
alleen het transport van water geremd
C
Alleen het transport van mineralen geremd
D
Het transport van water en mineralen geremd
Slide 25 - Quiz
Door gangen te boren in de stengel van een maïsplant verstoren de rupsen het vervoer van water, mineralen en suikers.
Verstoort de Europese maïsboorder het vervoer in de bastvaten? En in de houtvaten?
A
Alleen in bastvaten
B
Alleen in houtvaten
C
Zowel in bastvaten als in houtvaten
Slide 26 - Quiz
bestuiving, bevruchting, zaadverspreiding
Let op!
Bekijk de aangeboden filmpjes zeer aandachtig en leer uit je hoofd wat er besproken wordt (en hoe je alles kunt herkennen).
--> Als je elk antwoord of keuze die je maakt bij de aangeboden vragen kunt uitleggen, dan pas ken je de stof.
Slide 27 - Slide
Hoe ga je aan het werk?
1. Bekijk het aangeboden filmpje (de inhoud komt in ons boek van thema 1 overeen met basisstof 6
2. Beantwoord de vragen zo goed mogelijk (kan je een antwoord in je hoofd niet uitleggen, vraag dan je docent of zoek op in je boek!!!)
Slide 28 - Slide
Wat is bestuiving?
A
Bij bestuiving komt stuifmeel op de meeldraad van dezelfde soort
B
Bij bestuiving komt stuifmeel op de stamper van dezelfde soort
C
Bij bestuiving komt stuifmeel op de stempel van de stamper van dezelfde soort
D
Bij bestuiving versmelt de kern van een stuifmeelkorrel met de kern van een eicel
Slide 29 - Quiz
grote
kroonbladeren
plakkerig
stuifmeel
geen geur
veervormige
stampers
nectar
kleurige
kroonbladeren
meeldraden buiten de bloem
geur
licht stuifmeel
onopvallende kroonbladeren
wind
bestuiving
insecten
bestuiving
Slide 30 - Drag question
Hieronder staan twee vakken. Het vak van de insectenbloemen en het vak van de windbloemen. Sleep onderstaande kenmerken naar het juiste vak.
Leerdoel 11
Je kunt omschrijven wat bestuiving is en je kunt de kenmerken van insectenbloemen en windbloemen noemen.
Insectenbloemen
Windbloemen
felgekleurde kroonbladeren
geen nectar
kleine bloemen
wel een geur
veel stuifmeel
stuifmeelkorrels zijn ruw en kleverig
helmknoppen en stempels hangen buiten de bloem
weinig stuifmeel
Slide 31 - Drag question
Insectenbloem
Een insectenbloem is een bloem die door..................................bestoven wordt.
De kroonbladeren zijn ..................................
Het vrouwelijke geslachtsorgaan, de............................ en het mannelijk geslachtsorgaan ............................. bevinden zich ..................................... de bloem.
Een insectenbloem produceert ............................ om insecten te lokken. Ze produceren ........................... stuifmeel.
De korrels zijn ........................ en ruw.
De stuifmeel korrels blijven plakken aan bijvoorbeeld ...........................
opvallend gekleurd
weinig
kleverig
binnen
insecten
stamper
meeldraden
nectar
bestuiving
veel
groen
glad
haren
Slide 32 - Drag question
kijk naar de bloem, wat is waar
wind
insecten
Bestuiving door
Verspreiding van zaden door
Slide 33 - Drag question
Zet de bestuivingsmethode bij de goede bloem.
Leerdoel 11
Je kunt omschrijven wat bestuiving is en je kunt de kenmerken van insectenbloemen en windbloemen noemen.
Windbloem
Insectenbloem
Windbloem
Insectenbloem
Slide 34 - Drag question
bestuiving
insecten
bloem
wind
bloem
veel stuifmeelkorrels
felgekleurd
kleine stempel
meedraden in de bloem
stempel vervorming
kleine bloemen
meeldraden buiten de bloem
Slide 35 - Drag question
Van bloem tot vrucht: waar begint het mee....
Er ontstaat een vrucht met zaad
Vorming stuifmeelbuis
Bevruchting
Bestuiving
Slide 36 - Drag question
Wat is bevruchting bij planten?
A
Als een plant een vrucht heeft
B
Als de kern van de stuifmeelkorrel samensmelt met de kern van de eicel
C
Als de stuifmeelkorrel op de stamper komt
D
Als een plant stuifmeelkorrels heeft
Slide 37 - Quiz
Kroonblad
Bloemsteel
Stamper
Meeldraad
Kelkblad
Slide 38 - Drag question
Stijl
Stempel
Stamper
Vruchtbeginsel
Slide 39 - Drag question
Hoeveel stuifmeelkorrels zijn er nodig voor bevruchting in deze plant
A
0
B
1
C
2
D
6
Slide 40 - Quiz
Het vruchtbeginsel bevindt zich in:
A
De meeldraad
B
De helmknop
C
De stamper
D
De stempel
Slide 41 - Quiz
Wanneer een stuifmeelkorrel op de stamper komt spreken we van...
A
Bevruchting
B
Bestuiving
C
Planten sex
D
Zaadverspreiding
Slide 42 - Quiz
Het zaadbeginsel bevindt zich in:
A
De helmknop
B
Het vruchtbeginsel
C
De stempel
D
De helmdraad
Slide 43 - Quiz
De eicel bevindt zich in:
A
Het zaadbeginsel
B
De stijl
C
De helmknop
D
De stempel
Slide 44 - Quiz
Je ziet een vlinder bij een bloem. Waarom vliegen vlinders van bloem naar bloem?
A
Om de plant te bevruchten
B
Om nectar te drinken
C
Om zaden te verspreiden
Slide 45 - Quiz
Is onderstaande uitspraak juist of onjuist? Bevruchting vindt plaats in de stijl van een plant
A
Juist
B
Onjuist
Slide 46 - Quiz
2. Een plant heeft "flavonoïde" nodig om stuifmeelbuizen te kunnen vormen. In een proef wordt een petuniabloem bestoven met stuifmeelkorrels zonder flavonoïde. Kunnen deze stuifmeelkorrels de eicellen bevruchten? Zullen er zich in deze bloem zaden ontwikkelen?
A
Er worden eicellen bevrucht.
Er zullen zaden ontwikkelen.
B
Er worden eicellen bevrucht.
Er zullen GEEN zaden ontwikkelen.
C
Er worden GEEN eicellen bevrucht.
Er zullen zaden ontwikkelen.
D
Er worden GEEN eicellen bevrucht.
Er zullen GEEN zaden ontwikkelen.
Slide 47 - Quiz
Zaadverspreiding gebeurt NIET
A
Door de wind
B
Via de vacht van dieren
C
Wanneer hommels nectar komen halen
D
Doordat vruchten openspringen
Slide 48 - Quiz
Van welke plant is dit de levenscyclus?
A
eenjarige
B
tweejarige
C
houtige
D
overblijvende
Slide 49 - Quiz
Wat is geen fase in de levenscyclus van een plant?