What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
5.8 spelling les 1 en 2
Welkom bij Nederlands
We gaan starten met hoofdstuk 5.8 Spelling
1 / 40
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 2
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom bij Nederlands
We gaan starten met hoofdstuk 5.8 Spelling
Slide 1 - Slide
Wat gaan we deze paragraaf doen?
Doel van de komende twee lessen
?
herhalen werkwoordschema
je kan Engelse werkwoorden vervoegen
je weet wanneer je een apostrof schrijft
je weet hoe je verkleinwoorden moet schrijven
Slide 2 - Slide
Hoe spel je de tegenwoordige tijd?
Zoek het hele werkwoord.
Haal -en eraf, dan heb je de
stam
. Deze gebruik je voor de ik-vorm.
Bij 'iemand anders' gebruik je stam+t
Gebruik het werkwoord lopen als voorbeeld.
Ik loop
Jij loop
t
/ Loop jij?
Hij/zij loop
t
Wij lopen
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Voltooid deelwoord
Werkwoordsvorm (vervoeging)
Er staat een vorm van
hebben
,
worden
of
zijn
bij.
Twijfel tussen d of t? Gebruik
't sexy fokschaap
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
't kofschip x
ook wel 't sexy fokschaap
eindigt de ik-vorm (stam) op een letter uit het 't kofschip x
dan -te
Slide 7 - Slide
T KoFSCHiP X
Slide 8 - Slide
Wat is een werkwoord? Een werkwoord duidt aan:
A
mens, dier of ding
B
handeling, gebeurtenis of toestand
C
wanneer, hoe of waar iets gebeurt
D
dat iemand iets doet
Slide 9 - Quiz
Waar zie je een werkwoord staan?
A
onder
B
shoppen
C
verkeerd
D
hoe
Slide 10 - Quiz
Noteer de juiste vorm van het werkwoord verlengen:
De actie wordt met nog één week ...
A
verlengt
B
verlengd
C
verlengdt
Slide 11 - Quiz
Noteer de juiste vorm van het werkwoord worden in de tegenwoordige tijd:
Met het invullen ... ik geholpen.
A
wort
B
word
C
wordt
Slide 12 - Quiz
Noteer de juiste vorm van het werkwoord worden in de tegenwoordige tijd:
... je daar niet vreselijk moe van?
A
wort
B
word
C
wordt
Slide 13 - Quiz
Noteer de juiste vorm van het werkwoord worden in de tegenwoordige tijd:
Dat ... haast nooit meer gedaan.
A
wort
B
word
C
wordt
Slide 14 - Quiz
Noteer de juiste vorm van het werkwoord:
Die maaltijd was echt heerlijk ...
A
bereit
B
bereid
C
bereidt
Slide 15 - Quiz
Noteer de juiste vorm van het werkwoord:
Pas op, die deur is net ... (schilderen).
A
geschildert
B
geschilderd
Slide 16 - Quiz
Noteer de juiste vorm van het werkwoord:
Die boerderijen ... (branden, pv vt) gister tot de grond toe af.
Slide 17 - Open question
Noteer de juiste vorm van het werkwoord:
Hij ... (durven, pv vt) vorige week niet alleen over straat.
Slide 18 - Open question
Noteer de juiste vorm van het werkwoord verlengen:
De winkel ... de actie met één week.
A
verlengt
B
verlengd
C
verlengdt
Slide 19 - Quiz
Werkwoordschema
We bekijken samen het werkwoordschema op bladzijde 154
Slide 20 - Slide
Aan de slag H5.8
Basis 1 t/m 5 blz. 125
Kader: 1 t/m 6 blz. 152
Klaar:
Vragen nog een keer nakijken
Opdrachten met een Ster *
Leren van de blauwe vakken
Slide 21 - Slide
Welkom bij Nederlands
We gaan verder met hoofdstuk 5.8 Spelling
Slide 22 - Slide
Verkleinwoorden
De meeste verkleinwoorden maak je door -je, -pje of -tje achter het zelfstandig naamwoord te zetten.
Voorbeelden: bank
je
, boom
pje
, tafel
tje
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Spelling ENGELSE ww.
Engelse werkwoorden:
worden volgens de gewone regels vervoegd.
Dus: zoals we gisteren hebben geoefend volgens het vaste werkwoordschema!
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Noteer de juiste vorm van het werkwoord:
Ik ... (crossen) gister door het bos.
Slide 28 - Open question
Noteer de juiste vorm van het werkwoord:
Dat is op het goede moment ... (timen).
Slide 29 - Open question
Noteer de juiste vorm van het werkwoord:
Ik heb het bestand per ongeluk ... (deleten).
Slide 30 - Open question
Aantekening apostrof
meervoud op woorden die eindigen op:
I
k h
OU
v
A
n
Y
s
aangeven dat iets van iemand is: Ivo's jas- Felix' tas
verkleinwoorden die eindigen op Y- pony'tje
na cijfers: A4'tje
bij afkortingen: vmbo'er- BN'er
Slide 31 - Slide
(Geef aan dat het boek van Hans is.)
Het is ___ boek.
Slide 32 - Open question
(Geef het verkleinwoord.)
Een kleine puppy is een ___.
Slide 33 - Open question
(Geef aan wie/wat iemand is.)
Iemand die tbs heeft gekregen, is een ____.
A
tbs'er
B
tsber
C
tbs-er
D
tbs er
Slide 34 - Quiz
(geef het verkleinwoord)
A5
A
A5-je
B
A5'je
C
A5je
D
A5'tje
Slide 35 - Quiz
Schrijf het woord in het meervoud:
taxi
A
taxies
B
taxi's
C
taxis
D
taxis'
Slide 36 - Quiz
Schrijf het woord in het meervoud:
pony
Slide 37 - Open question
Schrijf het woord in het meervoud:
serie
Slide 38 - Open question
Aan de slag H5.8
Basis 6 t/m 11 blz. 125
Kader: 7 t/m 13 blz. 152
Klaar:
Vragen nog een keer nakijken
Opdrachten met een Ster *
Leren van de blauwe vakken
Slide 39 - Slide
Aan de slag H5.8
Opdracht 7b, 8, 9, 10, 11
Schrijf de dicteewoorden op bladzijde 159 een keer over
achter het woord.
Eerder klaar: verrijk jezelf online
Slide 40 - Slide
More lessons like this
Spelling tegenwoordige tijd en verleden tijd - basisregels en stappen
October 2023
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Primary Education
Age 7
5.8 spelling
May 2025
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 2
H5 spelling
June 2022
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
Werkwoordspelling week 2 verleden tijd
June 2020
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1,2
Werkwoordspelling verleden tijd
June 2020
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1,2
T2 Taaltoets oefenen
June 2022
- Lesson with
46 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
groep 8 werkwoord spelling cito
October 2024
- Lesson with
44 slides
nederlands
Primary Education
Werkwoorden overhoring
October 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secondary Education