3.4 Schrijven en formuleren

H3d - dinsdag 22 februari
Lezen!
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

H3d - dinsdag 22 februari
Lezen!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
1. Afronden 3.3 Lezen
2. Start 3.4 Schrijven en formuleren:
  • hoe ziet een goed betoog eruit
  • zelf argumenten bij een stelling bedenken

Slide 3 - Slide

Afronding 3.3 Lezen
Vragen over het huiswerk (leestaak)?
Klassikaal bespreken opdracht 23, p.197

Slide 4 - Slide

3.4 Schrijven en formuleren
In deze paragraaf leer je:
  • een betogende tekst schrijven;   
  • hoe je bedrijvende en lijdende zinnen gebruikt.
  • hoe je een argumentatie opbouwt en controleert;
  • hoe je overtuigend schrijft;

Afronding: schrijven van een betoog (weging 2)



Slide 5 - Slide

Een betogende tekst schrijven
Klassikaal lezen: theorie p.198

Slide 6 - Slide

Argumenten bij een stelling bedenken
In groepjes van 3
Kies allemaal een andere stelling en noteer deze bovenaan een A4'tje.
  • Op HNL wordt niet gediscrimineerd.
  • Marc Overmars mag nooit meer trainer bij een voetbalclub worden.
  • Naast hondenbelasting moet er ook poezenbelasting komen.
  • Zitten blijven op de middelbare school moet worden afgeschaft.
  • De muziek van Lil' Kleine moet niet meer gedraaid worden op de radio.
  • Meisjes moeten meer gestimuleerd worden om een exact profiel te kiezen.

Slide 7 - Slide

Argumenten voor
  • Schrijf bovenaan het A4'tje 'voor' en daaronder een argument. Controleer met het woordje 'want' of het argument aansluit bij de stelling. Geef het blad door.
  • Je krijgt het blad van je groepsgenoot. Noteer een tweede argument bij de stelling van je klasgenoot. Herhaal dit tot je je eigen blad weer voor je hebt.

Slide 8 - Slide

Argumenten tegen
  • Schrijf aan de andere kant van het A4'tje 'tegen' en noteer nu een argument tegen jullie stelling. Controleer met het woordje 'maar' of het argument aansluit bij de stelling.
  • Bedenk bij je tegenargument een weerlegging. Controleer dit met het signaalwoord 'echter' Geef het blad door.
  • Je krijgt het blad van je groepsgenoot. Noteer een tweede argument. Herhaal dit tot je je eigen blad weer voor je hebt.

Slide 9 - Slide

Presentatie van de argumenten
Bepaal samen welke stelling je het beste uitgewerkt vindt.
Ieder groepje presenteert deze stelling.

Slide 10 - Slide

Huiswerk donderdag 24 februari
3.4 Schrijven en formuleren:
maak opdracht 5 en 6

Slide 11 - Slide

H3d - donderdag 24 februari
Lezen!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • toets toetsweek nabespreken
  • leren: hoe ziet een goed blokjesschema eruit?
  • overtuigend schrijven

Slide 14 - Slide

Toetsweek - cijfer
www.cijfersberekenen. nl

Lezen: 25 punten (F-pas 21)
60% goed = 6  / non-lineair

Spelling: 15 punten (F-pas 12)
60% goed = 6  / lineair

(cijfer Lezen x 3) + (cijfer Spelling x 1) / 4 = eindcijfer

Slide 15 - Slide

Toetsweek - antwoorden
1. Goede antwoorden bespreken.
2. Bij vragen: vinger in de lucht.
3. Bij fout in nakijken: aantekening op toets, bespreken we straks!

Slide 16 - Slide

Aan de slag!
  1. Maak toetsanalyse en lever in bij LAT.
  2. Met vragen/opmerkingen over toets naar LAT.
  3. Huiswerk dinsdag 8 maart:
             3.4 Schrijven en formuleren - maak opdracht 7, 9 en 10

Slide 17 - Slide

Bespreken huiswerk
3.4 Schrijven en formuleren:
maak opdracht 5 en 6, p.199-201

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Huiswerk vrijdag 18 februari
3.4 Schrijven en formuleren:
maak opdracht 7, 9 en 10






timer
8:00

Slide 20 - Slide

Lagerhuisdebat

Slide 21 - Slide

H3d- donderdag 10 maart

Slide 22 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Leren hoe je overtuigend schrijft.
  • Leren hoe je lijdende en bedrijvende zinnen gebruikt.
  • Begin maken met eindopdracht (schrijftaak).

Slide 23 - Slide

Huiswerk bespreken
3.4 Schrijven en formuleren:
opdracht 5 en 6

Bespreken: theorie p.201-202


Slide 24 - Slide

Nog even oefenen
3.4 Schrijven en formuleren:
maak opdracht 7 en 9
timer
8:00

Slide 25 - Slide

Huiswerk vrijdag 11 maart
Vandaag de voorbereiding van de schrijftaak (p. 203): maak digitaal opdracht 11 en 12 van 3.4 Schrijven en Formuleren. Dus:
  1. Kies een onderwerp uit de voorstellen van Talent of bedenk zelf een stelling, bespreek deze met LAT.
  2. Zoek minimaal 2 bronnen bij je onderwerp en noteer deze.
  3. Formuleer je mening.
  4. Zoek en bedenk bij je mening ten minste drie argumenten vóór, ten minste één tegenargument en een weerlegging daarvan. Zorg voor minimaal één objectief argument.
  5. Zet alle argumenten in een blokjesschema. Noteer bij elk argument (in steekwoorden) een toelichting of voorbeeld.
  6. Vul het blokjesschema aan tot een compleet schrijfplan met inleiding en slot.

Slide 26 - Slide

H3d - dinsdag 12 april
Lezen!

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
    Planning laatste periode bespreken

Betoog schrijven!
  •     hoe ziet een goed betoog eruit?
  •     hoe gebruik je je blokjesschema?
  •     hoe maak je gebruik van je bronnen?

    Slide 29 - Slide

    Planning komende periode
    Zie PTO in Teams en Magister.

    Slide 30 - Slide

    Huiswerk vrijdag 15 april
    Vandaag de voorbereiding van de schrijftaak (p. 203): maak digitaal opdracht 11 en 12 van 3.4 Schrijven en Formuleren. Dus:
    1. Kies een onderwerp uit de voorstellen van Talent of bedenk zelf een stelling, bespreek deze met LAT.
    2. Zoek minimaal 2 bronnen bij je onderwerp en noteer deze.
    3. Formuleer je mening.
    4. Zoek en bedenk bij je mening ten minste drie argumenten vóór, ten minste één tegenargument en een weerlegging daarvan. Zorg voor minimaal één objectief argument.
    5. Zet alle argumenten in een blokjesschema. Noteer bij elk argument (in steekwoorden) een toelichting of voorbeeld.
    6. Vul het blokjesschema aan tot een compleet schrijfplan met inleiding en slot.

    Slide 31 - Slide

    H3d - vrijdag 15 april
    Lezen!

    Slide 32 - Slide

    Slide 33 - Slide

    Wat gaan we vandaag doen?
    Betoog schrijven!

    (en inventariseren wie met wie welk boek gaat lezen)

    Slide 34 - Slide

    Betoog en blokjesschema
    Blokjesschema basis, deze uitwerken in tekst:
    1. Inleiding met aanleiding/kwestie en mening
    2. Middenstuk met 4 alinea’s: 3 argumenten voor en één tegen met weerlegging
    3. Slot -met conclusie
    4. Titel boven en naam onder tekst



    Slide 35 - Slide

    Bronnen
    Gebruik betrouwbare bronnen en noteer deze op de juiste manier:
    • In tekst korte verwijzing naar de bron: auteursnaam, jaar van publicatie en soms paginanummer.
    • Verwijzen in de tekst zelf kan op twee manieren: citeren (letterlijk) of parafraseren (eigen woorden).
    • Aan het eind van je verslag neem je een lijst op met alle bronnen die je gebruikt hebt: de bronnenlijst.
    • De bronnenlijst bevat per publicatie minimaal de volgende onderdelen: auteur + jaartal + titel + uitgever/website.

    Slide 36 - Slide

    Bronvermelding
    Citaat:
    “Sinds 2001 is er een toename te zien van het aantal meisjes dat een technische opleiding doet”  (Jansen, 2004, p. 32).

    Parafrase:
    Jansen (2004) geeft aan dat er sinds 2001 steeds meer meisjes een technische opleiding volgen.

    In de bronnenlijst achterin je verslag staat de volledige bronvermelding:
    Jansen, N. (2004). Trendanalyse gender in het technisch hoger onderwijs. Amsterdam: VHTO.


    Slide 37 - Slide

    Aan de slag!
    Werk je blokjesschema uit tot een betoog. Sla dit op op je OneDrive en deel met lat@hetnieuwelyceum.nl.

    Niet af? Dan huiswerk voor donderdag 21 april.
    Af? Controleer je tekst aan de hand van het 'Beoordelingsformulier betogende tekst' (p.204)

    Slide 38 - Slide

    Hoe staat het met je betoog?

    Slide 39 - Slide

    H3d - donderdag 21 april

    Slide 40 - Slide

    Slide 41 - Slide

    Wat gaan we vandaag doen?
        Betoog afronden
    • elkaar feedback geven
    • eindversie schrijven

      Slide 42 - Slide

      Eisen aan je tekst
      Boven alles: het gaat om een samenhangend betoog, dus zonder tegenstrijdigheden.
      > Duidelijk standpunt. Argumenten sluiten aan bij standpunt.
      > Argumenten zijn sterk en duidelijk uitgelegd.
      > Minimaal 1 objectief argument.
      > Tegenargument is overtuigend weerlegd.
      > Informatie komt van betrouwbare bronnen.
      > Bronnen zijn correct genoteerd.
      > Inleiding en slot sluiten op elkaar aan.

      Slide 43 - Slide

      Voorbeeld van een AUB-alinea
      De eerste reden om geen dieren in een dierentuin neer te zetten is dat dit totaal niet overeenkomt met de natuurlijke leefwereld van wilde dieren. De dieren leven namelijk in een hok, dit is onvergelijkbaar met de onmetelijke hoeveelheid ruimte die ze in de wilde natuur hebben.  In Afrika bijvoorbeeld hebben leeuwen honderden vierkante kilometers leefruimte, dat is wel wat anders dan dat kleine hokje in Artis. (G. Paanakker, Trouw, 9 januari 2021)

      Welke signaalwoorden zie je?

      Slide 44 - Slide

      Maak de AUB-structuur duidelijk
      De eerste reden om geen dieren in een dierentuin neer te zetten is dat dit totaal niet overeenkomt met de natuurlijke leefwereld van wilde dieren. De dieren leven namelijk in een hok, dit is onvergelijkbaar met de onmetelijke hoeveelheid ruimte die ze in de wilde natuur hebben. In Afrika bijvoorbeeld hebben leeuwen honderden vierkante kilometers leefruimte, dat is wel wat anders dan dat kleine hokje in Artis. (G. Paanakker, Trouw, 9 januari 2021)

      Opsommend verband kondigt argument aan, toelichtend verband, uitleg

      Slide 45 - Slide

      Want-dus-proef
      Controleer je argumentatie op tegenstrijdigheden:
      • mening in inleiding, want ...argumenten in kern
      • argumenten in kern, dus ...conclusie in slot
      • mening in inleiding = conclusie in slot

      Let op: welke signaalwoorden ga je gebruiken?


      Slide 46 - Slide

      Bronnen
      Gebruik betrouwbare bronnen en noteer deze op de juiste manier:
      • In tekst korte verwijzing naar de bron: auteursnaam, jaar van publicatie en soms paginanummer.
      • Verwijzen in de tekst zelf kan op twee manieren: citeren (letterlijk) of parafraseren (eigen woorden).
      • Aan het eind van je verslag neem je een lijst op met alle bronnen die je gebruikt hebt: de bronnenlijst.
      • De bronnenlijst bevat per publicatie minimaal de volgende onderdelen: auteur + jaartal + titel + uitgever/website.

      Slide 47 - Slide

      Bronvermelding
      Citaat:
      “Sinds 2001 is er een toename te zien van het aantal meisjes dat een technische opleiding doet”  (Jansen, 2004, p. 32).

      Parafrase:
      Jansen (2004) geeft aan dat er sinds 2001 steeds meer meisjes een technische opleiding volgen.

      In de bronnenlijst achterin je verslag staat de volledige bronvermelding:
      Jansen, N. (2004). Trendanalyse gender in het technisch hoger onderwijs. Amsterdam: VHTO.


      Slide 48 - Slide

      Aan de slag!
      1. Geef/vraag twee klasgenoten feedback m.b.v formulier.
      2. Verbeter eventueel je tekst.
      3. Seintje aan LAT: kan worden nagekeken.
      4. Kies:
      • lezen
      • iets nuttigs voor ander vak

      Slide 49 - Slide

      Hoe ver ben je met je betoog?

      Slide 50 - Slide