Mondzorg

MONDZORG
1 / 29
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

MONDZORG

Slide 1 - Slide

doelstelling

wat is goede mondzorg

wat moet je eraan doen om goede mondzorg te leveren

uitvoeren goede mondzorg

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Meest voorkomende tandproblemen
  • Tandvleesontsteking t.g.v. bacteriën  die zich langs de tandvleesrand bevindt. bloedend tandvlees.
  • Parodontitis;uitbreiden naar de dieper gelegen weefsels en er zo voor zorgen dat het kaakbot zich terugtrekt

Slide 6 - Slide

Waaraan herken je tandvleesontsteking
A
licht roze tandvlees
B
stipjes op het tandvlees
C
bloeding bij poetsen
D
tandvlees ligt strak om tanden/ kiezen

Slide 7 - Quiz

Tandenborstels

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

optimale mondzorg betekent: poetsen moet
A
1 keer per dag plaats vinden
B
4 keer per dag plaats vinden
C
2 keer per dag plaats vinden
D
zo vaak als het maar kan

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Op welk moment van de dag is het het belangrijkst om je tanden te poetsen?
A
maakt niet veel uit
B
in de ochtend
C
in de middag
D
in de avond

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

Welke plek in de mond is het belangrijkste om te poetsen
A
bovenkant van de tanden en kiezen
B
buitenkant van de tanden en kiezen
C
binnenkant van de tanden en kiezen
D
tandvleesranden rondom tanden en keizen

Slide 15 - Quiz

Wat te doen bij een loszittend kunstgebit

  • kleefpasta of kleefpoeder gebruiken
  • kunstgebit laten herstellen door tandarts of tandprotheticus
  • soms een geheel nieuw kunstgebit




Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

een kunstgebit maak je schoon met
A
groene zeep
B
tandpasta
C
water
D
Alcohol

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Omgaan met afweergedrag bij mondzorg 

Slide 21 - Slide

Welke vormen van afweergedrag bij mondzorg kan je tegenkomen ?

Slide 22 - Open question

Oorzaken 
De cliënt:
* Heeft een aandoening van het zenuwstelsel of de spieren, zoals apraxie (onvermogen om bewuste bewegingen uit te voeren)
*Heeft pijn door gebitsproblemen of ontstekingen in de mond
* Is vermoeid na de zorg
* Zit of ligt in een verkeerde houding
*Snapt niet wat de bedoeling is
*Herkent het gebit niet
*Is angstig, heeft een onveilig gevoel
is snel afgeleid, concentratiestoornis

Slide 23 - Slide

de Verzorgende 
*handelt niet adequaat (loopt bijvoorbeeld steeds weg)
*verliest de aandacht tijdens het helpen
*staat verkeerd achter de cliënt
*staat verkeerd voor de cliënt
*is ongeduldig
*geeft geen goede uitleg/instructie
*stelt de cliënt niet op zijn of haar gemak
*weet niet goed wat ze moet doen

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

doelstelling

wat is goede mondzorg

wat moet je eraan doen om goede mondzorg te leveren

uitvoeren goede mondzorg

Slide 29 - Slide