Klas 2E+2F

1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

De planning:
- herhaling modale werkwoorden
- woordjes + zinnen

- HW 

Slide 2 - Slide

Doel
Aan het einde van de les...
Ken je alle modale werkwoorden + de vervoeging
+ heb je de woordjes van Schritt 7 herhaald

Slide 3 - Slide

Het werkwoord können
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
kann
kannst
kann
können
könnt
können

Slide 4 - Drag question

Het werkwoord dürfen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
darf
darfst
darf
dürfen
dürft
dürfen

Slide 5 - Drag question

Het werkwoord mögen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
mag
magst
mag
mögen
mögt
mögen

Slide 6 - Drag question

ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
willst
will
wollen
woll
wollst
wollen
wollt
will

Slide 7 - Drag question

sie/Sie 
du
ich
wir
ihr

müssen 

musst

muss

müsst 

müssen 

Slide 8 - Drag question

dürfen
können
müssen
wissen
wollen
mögen
möchten
mogen (toestemming hebben)
kunnen
moeten (noodzaak, het kan niet anders)
weten
willen
leuk vinden, lusten
willen (wens)

Slide 9 - Drag question

Mögen, wollen, dürfen, müssen, können
timer
7:00

Slide 10 - Slide

der Herbst
der Frühling
der See
das Meer
der Sommer
der Winter


Slide 11 - Drag question

die Blume
die Blumen

Slide 12 - Drag question

die Länder 
de buurman
die Leute
de mensen
der Nachbar
de landen

Slide 13 - Drag question

Hoe zeg je "in Nederland"

Slide 14 - Open question

Hoe zeg je "In de Winter"

Slide 15 - Open question

Het strand, de bergen, geliefd, stom, lelijk.

Slide 16 - Open question

Verschieden, langweilig, beschreiben, leben, die Heimat

Slide 17 - Open question

Hoe zeg je : "hoe vind je dat?"

Slide 18 - Open question

Hoe zeg je : "Voetbal jij graag?"

Slide 19 - Open question

Hoe zeg je: "vindt u actiefilms leuk?"

Slide 20 - Open question

schrijf 29, 24, 36 en 78 voluit

Slide 21 - Open question

345+ 35=
789+625=
567-256=
90x600=
timer
7:00

Slide 22 - Open question

hoe zeg je : " 5 jaar geleden ben ik naar Nederland gekomen"

Slide 23 - Open question

Kennst du den Eigentümer von dieser schönen Villa?
A
eigendom
B
eigenaar

Slide 24 - Quiz

was bedeutet
die Abkürzung z.B?
A
Afmaken
B
Afkorting

Slide 25 - Quiz