Maandag 14 april samentrekking controleren

Maandag 14 april 

Goedemorgen
Startklaar
Lezen

Van welk personage verschil jij het meest? (Burgerschap)
Je weet wat een samentrekking is. 

Je weet wanneer je een zin mag samentrekken. 

(Je weet hoe je een samentrekking kunt controleren)

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Maandag 14 april 

Goedemorgen
Startklaar
Lezen

Van welk personage verschil jij het meest? (Burgerschap)
Je weet wat een samentrekking is. 

Je weet wanneer je een zin mag samentrekken. 

(Je weet hoe je een samentrekking kunt controleren)

Slide 1 - Slide

Samentrekkingen controleren. 

Wat is een samentrekking?

Als in een samengestelde zin dezelfde woorden twee keer voorkomen, kun die woorden meestal de tweede keer weglaten. 
Je weet wat een samentrekking is.


Je weet wanneer je een zin mag samentrekken.

(Je weet hoe je een samentrekking kunt controleren)

Slide 2 - Slide

Deze zinnen zou je mogen samentrekken. 
Hoe? Leerlingen gaan ze 'verbeteren'.
  • De motorrijder veroorzaakte een ongeluk en de motorrijder raakt gewond.
  • In de buurt wordt een flat gesloopt en er wordt een school gesloopt.
  • Wij vertrekken maandag naar Frankijk en onze vrienden vertrekken dinsdag naar Frankrijk.

Je weet wat een samentrekking is.


Je weet wanneer je een zin mag samentrekken.

(Je weet hoe je een samentrekking kunt controleren)

timer
2:00

Slide 3 - Slide

Woensdag 16 april 

Goedemorgen
Startklaar
Lezen

Wat vind jij de mooiste zin die je vandaag in het boek hebt gelezen?
Je weet wat een samentrekking is.


Je weet wanneer je een zin mag samentrekken.

(Je weet hoe je een samentrekking kunt controleren)

timer
2:00

Slide 4 - Slide

De vorige les!

Wat is een samentrekking ook alweer?

Op welke manier kun je de volgende zin samentrekken?

Tijdens de les waren de leerlingen aan het schrijven en de leerlingen waren aan het lezen.
Je weet wat een samentrekking is.


Je weet wanneer je een zin mag samentrekken.

(Je weet hoe je een samentrekking kunt controleren)

timer
2:00

Slide 5 - Slide

Waarom mag je de overbodige woorden weglaten?

- Als ze dezelfde grammaticale functie hebben (ow, lv, kww, enz.)
- Als ze dezelfde betekenis hebben;
- Als ze hetzelfde getal hebben. 

Hoe zit het met de zinnen die jullie net hebben veranderd? Is het weggelaten bijv. ow, of allebei een zww of allebei bwb)?

Je weet wat een samentrekking is.


Je weet wanneer je een zin mag samentrekken.

(Je weet hoe je een samentrekking kunt controleren)

timer
5:00

Slide 6 - Slide

Deze zinnen zou je mogen samentrekken. 
Hoe? Leerlingen gaan ze 'verbeteren'.
  • De motorrijder veroorzaakte een ongeluk en de motorrijder raakt gewond.
  • In de buurt wordt een flat gesloopt en er wordt een school gesloopt.
  • Wij vertrekken maandag naar Frankijk en onze vrienden vertrekken dinsdag naar Frankrijk.

Je weet wat een samentrekking is.


Je weet wanneer je een zin mag samentrekken.

(Je weet hoe je een samentrekking kunt controleren)

timer
2:00

Slide 7 - Slide

  • De dictator kan beter de eendjes dan de oorlog voeren.
  •   De nieuwe leraar is net afgestudeerd en erg aardig.
  • De docent nam afscheid en werd een prachtig cadeau aangeboden.

Hoe zit het met deze zinnen?

Zijn ze goed of fout? Welke zinnen/woorden zijn weggelaten? 
Je weet wat een samentrekking is.


Je weet wanneer je een zin mag samentrekken. 

(Je weet hoe je een samentrekking kunt controleren)

timer
2:00

Slide 8 - Slide

  • De dictator kan beter de eendjes dan de oorlog voeren.
  •   De nieuwe leraar is net afgestudeerd en erg aardig.
  • De docent nam afscheid en werd een prachtig cadeau aangeboden.

Nakijken!!! 

Kijk naar de stappen in het boek, blz. 230

Je weet wat een samentrekking is.


Je weet wanneer je een zin mag samentrekken.

(Je weet hoe je een samentrekking kunt controleren)

timer
2:00

Slide 9 - Slide

1. Noteer de woorden die in het 2e deel zijn weggelaten. 
2. Bepaal de grammaticale functie, de betekenis of het getal van het eerste deel van de zin.
3. Bepaal de grammaticale functie, de betekenis of het getal van het tweede deel van de zin. 
4. Bepaal of de grammaticale functie, de betekenis of het getal hetzelde zijn. JA: je mag samentrekken. 
Nee: je mag niet samentrekken. 
Je weet wat een samentrekking is.


Je weet wanneer je een zin mag samentrekken.

(Je weet hoe je een samentrekking kunt controleren)

Slide 10 - Slide

Aan de slag:

Blz. 230/231  opdr. 1 en 2
Je weet wat een samentrekking is.


Je weet wanneer je een zin mag samentrekken.

(Je weet hoe je een samentrekking kunt controleren)

Slide 11 - Slide