Les 4 C1 SER/TENER/LLAMARSE

   Programa
  • Herhaling Saludos 
  • Ser, tener, llamarse en persoonlijke voornaamwoorden.
Barcelona
1 / 48
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1-3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

   Programa
  • Herhaling Saludos 
  • Ser, tener, llamarse en persoonlijke voornaamwoorden.
Barcelona

Slide 1 - Slide

Les doelen
Aan het einde van deze les ken je:
  • De persoonlijke voornaamwoorden in het Spaans
  • Betekenis en vervoeging van Ser, llamarse en tener

Slide 2 - Slide

vorige les

Slide 3 - Mind map

hola¿qué tal?
timer
5:00

Slide 4 - Slide


PERSOONLIJK VOORNAAMWOORDEN 


WERKWOORDEN 
SER / TENER / LLAMARSE


EN 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 7 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
ik
yo
jij
hij - zij - u
él - ella - usted
wij
nosotros/-as
jullie (informeel)
vosotros/-as
zij meervoud - u (formeel) meervoud
ellos - ellas - ustedes

Slide 8 - Slide

Leer texto
Pag. 13  5a) y b)
b) Vertaal de vragen in jouw schrift en vervolgens beantwoord de vragen.

Slide 9 - Slide

Ejercicios
C1 Klas H1 Grammatica persoonlijke voornaamworoden en opgave 4

Slide 10 - Slide

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor Collantes

Slide 11 - Drag question

Slide 12 - Video

Ejercicios
C1 pag. 14 y 15: ejercicios 1, 2 y 3
of
C1 klas        H1 grammatica       opgave 1 (ser) en 2 (llamarse)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Llamarse Heten
YO
me llamo
te llamas
ÉL/ELLA/USTED
se llama
NOSOTROS/NOSOTRAS
nos llamamos
VOSOTROS/VOSOTRAS
os llamáis
ELLOS/ELLAS/USTEDES
se llaman

Slide 15 - Slide

Tener
Tener = hebben                                                      Edad = Leeftijd

Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
Tengo
Tienes
Tiene
Tenemos
Tenéis
Tienen

Slide 16 - Slide

werkwoord: TENER
TENGO
IK HEB
TIENES
JIJ HEBT
TIENE
HIJ/ZIJ/U HEEFT
TENEMOS
WIJ HEBBEN
TENÉIS
JULLIE HEBBEN
TIENEN
ZIJ HEBBEN
TENER = HEBBEN

Slide 17 - Slide

¡A practicar!

Slide 18 - Slide

Completa las frases con el verbo llamarse.

1. Mi madre __________________  (llamarse) María.
2.  __________________ (yo, llamarse) Raúl. 
3. Nosotros __________________  (llamarse) Eva y Rosa.
4. Mi hermano __________________  (llamarse) Rodolfo. 
5. ¿Cómo __________________  (tú, llamarse)?
6. Ellos __________________ (llamarse) Fran y Manuel. 

Slide 19 - Slide

Tener
Conjugar tener

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Neem het schema over in je schrift
PRONOMBRE
PERSONAL
SER
TENER
LLAMARSE
yo
soy
tengo
me llamo
eres
tienes
te llamas
él / ella / usted
es
tiene
se llama
nosotros
somos
tenemos
nos llamamos
vosotros
sois
tenéis
os llamáis
ellos / ellas / ustedes
son
tienen
se llaman
Je kan het gebruiken als hulpmiddel bij het maken van de oefeningen.

Slide 22 - Slide

Vul de juiste vorm van
 het werkwoord in

1. Mi hermano ____________ (llamarse, él) Juan.
2. ¿Vosotros ___________(tener) hermanos?
3. Yo __________(tener) trece años. 
4. Nosotros ___________(ser) estudiantes de español.
5. ¿Tú _________ (llamarse) Maria?
6. Yo ___________(ser) una chica. 
7. Tú ____________(ser) muy simpática.
8. Mi amiga ____________(llamarse, ella) Carmen.
las respuestas
1. se llama
2. tenéis
3. tengo
4. somos
5. te llamas
6. soy
7. eres
8. se llama

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

lever opdracht 6 in op papier!
Las respuestas
4.
a. te 
b. tiene
c. es
d. eres
e. tiene
f. nos

Slide 25 - Slide

VUL IN:
- SER
- TENER
- LLAMARSE
KIES:
PRESENTE

Slide 26 - Slide

Wat kan ik doen tijdens 
de Spaanse les van 80 min?
  • Maak de opdrachten uit deze LessonUp in je boek/schrift.

Grammatica:
  • De lidwoorden herhalen
  • Getallen herhalen
  • Persoonlijk voornaamwoorden leren (yo, tú ...)
  • Werkwoorden ser/tener/llamarse (Verbuga)

Woordjes oefenen: zie woordenlijst

Slide 27 - Slide


Zet het juiste bepaald lidwoord voor de volgende woorden
HERHALEN LIDWOORDEN:

Slide 28 - Slide

___ cuadernos

Slide 29 - Open question

___ carpeta

Slide 30 - Open question

___ alumno

Slide 31 - Open question

____ tradición

Slide 32 - Open question

___ universidades

Slide 33 - Open question

____ sillas

Slide 34 - Open question

_____ problema

Slide 35 - Open question

Zet de volgende woorden 
in het meervoud
TIP
eindigt het woord op een klinker (a/e/i/o/u)? +S
eindigt het woord op een medeklinker? +ES

Slide 36 - Slide

el libro

Slide 37 - Open question

la ciudad

Slide 38 - Open question

el rotulador

Slide 39 - Open question

la mesa

Slide 40 - Open question

la pizarra

Slide 41 - Open question

Woordjes leren
Op de volgende pagina vind je tips hoe je de woordjes kan oefenen.

Zorg dat je niet alleen de woordjes leest maar gebruik ze ook actief (schrijven/quizlet).

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

El diálogo en la página quince
Lees onderstaande tekst zijn de zinnen verdadero (waar) of falso (niet waar)?

Slide 44 - Slide

Las respuestas 

a. falso (es argentino) 
b. verdadero
c. verdadero 
d. falso (Cecilia es de Bogotá)
e. falso (Cecilia tiene 13 años)
de antwoorden

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

nosotros - tenemos
tú - tienes
ellos - tienen
yo - tengo
él / ella - tiene
vosotros - tenéis
1. tengo
2. tenemos
3. tienes
4. tiene (mi padre = él)
5. tienen (los padres, meervoud = ellos) 
6. tengo
7. tienes
8. tengo
9. tiene
10. tienen (naam + naam = ellos)

Slide 47 - Slide

1. soy 
2. eres
3. son (los amigos = ellos) 
4. es 
5. es (naam = ella)
6. es
7. somos
8. somos
9. sois
10. sois
11. son (naam+naam = ellos)
12. son 
13. son 
14. es
15. son (naam + naam = ellos)
16. soy 
17. somos

Slide 48 - Slide