Kapitel 4

Herzlich Willkommen 
1 / 69
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 69 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herzlich Willkommen 

Slide 1 - Slide

Kapitel 4

Slide 2 - Slide

Modalverben verleden tijd

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Modale Verben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
muss
musst
muss
müssen
müsst
müssen
kann
kannst
kann
können
könnt
können
darf
darfst
darf
dürfen
dürft
dürfen
will
willst
will
wollen
wollt
wollen
mag
magst
mag
mögen
mögt
mögen
Wat valt er op?

Slide 5 - Slide

Modale Verben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
muss
musst
muss
müssen
müsst
müssen
kann
kannst
kann
können
könnt
können
darf
darfst
darf
dürfen
dürft
dürfen
will
willst
will
wollen
wollt
wollen
mag
magst
mag
mögen
mögt
mögen

Slide 6 - Slide

die Besonderkeiten
Denk eraan: Enkelvoud of meervoud?
  • Enkelvoud
  • Klinker verandert: dürfen --> ich darf
  • zie je ich of er/sie/es? -----> Geen uitgang! Ich darf- / er darf-
 
  • Meervoud
  • klinker blijft het zelfde als het hele werkwoord: müssen wir müssen!

Slide 7 - Slide

GOED ONTHOUDEN!
1.  Bij ich  en  er/sie/es : hebben deze werkwoorden 
     geen uitgang .
2. In het enkelvoud (ich - du - er/sie/es) verandert de  
     klinker in de stam (behalve bij sollen)
3. Bij wir en sie (meervoud) en Sie (u) heb je altijd de hele 
     werkwoordsvorm (natuurlijk alléén in de tegenwoordige tijd).

Slide 8 - Slide

Modale werkwoorden verleden tijd


(können)
ich
konn-te
du
konn- test 
er/sie/es
konn-te
wir
konn- ten
ihr
konn - tet 
sie/Sie
konn - ten

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Er ________ das Buch nicht finden.
A
konn
B
Könn
C
konnte
D
könnte

Slide 11 - Quiz

Die Lehrerin sagte, ihr _______ die Hausaufgaben machen!
A
solltet
B
musstet
C
sollet
D
müsset

Slide 12 - Quiz

Hausaufgaben _______ gemacht werden!
A
müssten
B
müten
C
mussten
D
muten

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
Welke uitgang komt achter de stam in de verleden tijd?
te
ten
test
ten
tet
te

Slide 15 - Drag question

Slide 16 - Slide

Verkiezingen 9 juni

Slide 17 - Slide

Verkiezingen 9 juni

Slide 18 - Slide

Verkiezingen 9 juni

Slide 19 - Slide

Verkiezingen 9 juni

Slide 20 - Slide

vertaal: oder

Slide 21 - Open question

vertaal: also

Slide 22 - Open question

of
dus
maar
ook
oder
aber
also
auch

Slide 23 - Drag question

Signaalwoorden
Een signaalwoord in een zin vertelt iets over het verband tussen die zin  en de zin daarvoor. 
Signaalwoorden geven je inzicht in de structuur van de tekst. 
Daarnaast staan de antwoorden op de vragen vaak na of in de buurt van de signaalwoorden!!

Slide 24 - Slide

vertaal: denn

Slide 25 - Open question

vertaal: denn
Er muss früh ins Bett gehen, denn morgen hat er einen wichtigen Termin

Slide 26 - Open question


Vertaal: zum Beispiel

Slide 27 - Open question

Viele Länder in Europa haben einzigartige Traditionen, zum Beispiel feiert Spanien das Tomatina-Festival
Vertaal: zum Beispiel

Slide 28 - Open question

Vertaal: jedoch

Slide 29 - Open question

Vertaal: jedoch
Sie wollte heute Abend ausgehen, jedoch hat sie zu viel Arbeit zu erledigen.

Slide 30 - Open question

vertaal: weil

Slide 31 - Open question

vertaal: aber

Slide 32 - Open question

vertaal: auch

Slide 33 - Open question

vertaal: Beispiel

Slide 34 - Open question

in plaats daarvan
pas echt
inderdaad
ook
auch
erst recht
tatsächlich/in der Tat
stattdessen

Slide 35 - Drag question

wann? 
was? 
wer? 
wie?
wo?
woher?
wohin? 
wanneer?
 wat?
 wie?
 hoe?
waar?
waarvandaan?
waarheen? 

Slide 36 - Drag question

Vertaal: Gegensatz

Slide 37 - Open question

deshalb
A
want
B
dus
C
doordat
D
derhalve

Slide 38 - Quiz

sogar
A
zelfs
B
ook
C
eigenlijk
D
bovendien

Slide 39 - Quiz

denn
A
omdat
B
want
C
doordat
D
namelijk

Slide 40 - Quiz

Verkiezingen 9 juni

Slide 41 - Slide

also
damit
deshalb
auch
dagegen
sogar
Betekenissen van signaalwoorden
ook
zelfs
zodat
daarom
dus
daarentegen

Slide 42 - Drag question

Dit zou ik ook kunnen vragen:

Slide 43 - Slide

außerdem (bovendien)
(welke functie?)
A
vergelijking
B
versterking
C
tegenstelling
D
opsomming

Slide 44 - Quiz

da, darum, deshalb
A
voorbeeld
B
conclusie
C
voorwaarde
D
reden

Slide 45 - Quiz

trotz, während, zwar
A
tegenstelling
B
opeenvolging
C
voorwaarde
D
reden

Slide 46 - Quiz

erst recht, sogar, tatsächlich
A
versterking
B
conclusie
C
beperking
D
reden

Slide 47 - Quiz

allerdings
A
toch
B
echter

Slide 48 - Quiz

während
A
terwijl
B
wachtend op

Slide 49 - Quiz

entweder .......oder
A
noch...noch
B
of...of

Slide 50 - Quiz

jedenfalls

Slide 51 - Open question

daher
A
daar vandaan
B
daarom

Slide 52 - Quiz

zusätzlich

Slide 53 - Open question

außerdem
A
bovendien
B
daarnaast

Slide 54 - Quiz

zumal
A
daar komt bij
B
vooral, omdat

Slide 55 - Quiz

nicht nur ....sondern auch

Slide 56 - Open question

Geef de vertaling van:
allerdings

Slide 57 - Open question

Geef de vertaling van:
stattdessen

Slide 58 - Open question

Geef de vertaling van:
deswegen

Slide 59 - Open question

Lückentexte
Was sind Lückentexte?
In een Lückentext is een woord of woordgroep uit de tekst weggelaten. Het gaat hierbij vaak om zogenaamde signaalwoorden. Je moet het juiste woord uit drie of vier mogelijkheden kiezen. Soms kan er ook worden gevraagd door welk woord je een dubbele punt kunt vervangen. Of welk woord zou passen tussen twee andere woorden in de tekst. Zulke vragen kun je ook opvatten als een Lücke (gat).
Lückentexte vervollständigen
Zorg eerst dat je de precieze betekenis van de antwoordmogelijkheden kent. Schrijf achter elk woord de juiste vertaling. Lees ook de zinnen vóór en na het gat goed door. Voorspel op basis van wat je hebt gelezen, om wat voor soort verband het gaat tussen het deel vóór en na het gat. Let hierbij op signaalwoorden. Moet er iets positiefs of iets negatiefs ingevuld worden?
Kijk dan weer naar de antwoordmogelijkheden. 
Aufgabe 22
Aufgabe 22 Seite 91 und 92

Lies folgende Fragen. Sieh dir Text 6 an und beantworte die Fragen. Benutze die Hilfestellungen.
Aufgabe 23
Aufgabe 23 Seite 93 bis 95

Lies folgende Fragen. Sieh dir Text 7 an und beantworte die Fragen. Benutze die Hilfestellungen.

Slide 60 - Slide

nicht nur ....sondern auch

Slide 61 - Open question

vertaal: übereinstimmen

Slide 62 - Open question

Kurzer Text
Langer Text
Scantext
Lückentext

Slide 63 - Drag question

Geef de vertaling van:
außerdem

Slide 64 - Open question

Geef de vertaling van:
nicht nur... , sondern auch...

Slide 65 - Open question

Geef de vertaling van:
allerdings

Slide 66 - Open question

Geef de vertaling van:
stattdessen

Slide 67 - Open question

Geef de vertaling van:
deswegen

Slide 68 - Open question

Geef de vertaling van:
Was kann man aus dem 3. Absatz schließen?

Slide 69 - Open question