NK, Kapitel 4, les 12 week 19 - HM12

Guten Tag HM12!
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 31 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Guten Tag HM12!

Slide 1 - Slide

Programma:
Stunde 1:
- Nieuwe grammatica.

Stunde 2:
- Zelfstandig verder werken.

Slide 2 - Slide

Lernziel(e)
- Je maakt kennis met het onbepaalde lidwoord, in het Duits.

- Je maakt kennis met het bezittelijk voornaamwoord, in het Duits.

Slide 3 - Slide

Neue Grammatik
  • Welke Duitse lidwoorden kennen we ook alweer? 
  • Der / Die / Das / Die

  • Hoe onderscheiden we de lidwoorden ook alweer?
  • Man / Vrouw / Onzijdig / Meervoud

  • Voorbeeld:
  • Der Mann / Die Frau / Das Kind / Die Menschen

Slide 4 - Slide

Neue Grammatik 1
Schrijf in je schrift vijf kolommen, zoals hieronder:

Slide 5 - Slide

Neue Grammatik 1
Kleine Übung ;-)

Ich habe (een)...... Tasche.
Ich kaufe (geen)...... Brot.
Da ist (een)...... Mann.
Wir haben (geen)...... Flaschen. 


Slide 6 - Slide

Neue Grammatik 2

Slide 7 - Slide

Neue Grammatik 2
Noch eine kleine Übung ;-)

Ich sehe (haar)....... Schwester.
Kennst du (hun)...... Eltern gut?
Das ist (jouw)..... Eis.
(jullie)..... Vater oder (jullie)...... Mutter darf heute mitkommen.


Slide 8 - Slide

Neue Grammatik
Der / Die / Das / Die zijn bepaalde lidwoorden
(want, het persoonlijk voornaamwoord is bepaald: man/vrouw/onzijdig/meervoud)

Ein (een, 1) / Kein (geen) zijn onbepaalde lidwoorden
(want, het gaat over aantallen die niet vast staan of geteld kunnen worden)

Slide 9 - Slide

Neue Grammatik
Onbepaalde lidwoorden toepassen op persoonlijk voornaamwoorden:


er (hij, man)        sie (zij, vrouw)        es (het, onzijdig)         sie (ze, meervoud)
Der Mann             Die Frau                   Das Kind                      Die Menschen
(K)Ein Mann        (K)Eine Frau             (K)Ein Kind                   Keine Menschen
 

(1 of geen)           (1 of geen)                (1 of geen)                    (= meervoud, alleen geen)

Slide 10 - Slide

Neue Grammatik

Slide 11 - Slide

1e nv/ ow
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
persoonlijk vnw
er
sie
es
sie
bep.lidwoord
der Mann
die Frau
das Kind
die Leute
onbep.lidwoord
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Leute

Slide 12 - Slide

Neue Grammatik
Possessivpronomen (bezittelijk voornaamwoord)


mein(e)
dein(e)
sein(e)
ihr(e)
unser(e)
euer (m) / eure (v)
ihr(e)
Ihr(e)
mijn (ik, ev.)
jouw / je (ev.)
zijn (ev.)
haar (ev.)
ons / onze (ev. / mv.)
jullie (mv.)
hun (mv.)
uw (ev.)
mein Vater (m) / meine Mutter (v)
dein Vater (m) / deine Mutter (v)
sein Vater (m) / seine Mutter (v)
ihr Freund (m) / ihre Freundin (v)
unser Kind (o) / unsere Kinder (mv)
euer Vater (m) / eure Mutter (v)
ihr Essen (o) / ihre Eltern (mv)
Ihr Kaffee (m) / Ihre Eltern (mv)

Slide 13 - Slide

Eisvideo

Slide 14 - Slide

Toets nakijken samen
- Op de toets wordt NIET geschreven! 

- Als er een fout in het nakijkwerk zit, schrijf je het op een kladblaadje op.

- Heb je een vraag over de toets(vraag), kom na het nakijken naar mij toe.

Slide 15 - Slide

Opdracht 1A
1. Kurz
2. Die Schafe
3. Der Fleck
4. Streicheln
5. Aber
6. Gegangen
7. Wünschen
8. Oft
9. Die Schildkröte
10. Das Gemüse
10. Das Gemüse
11. Scheu
12. Geschrieben
13. Das Pferd
14. Anfassen
15. Das Känguru

Slide 16 - Slide

Opdracht 1B
1. Lieblingstier
2. süß
3. frech
4. Salat
5. lieben
6. Katze

Slide 17 - Slide

Opdracht 1C
7. Hunde
8. Der Fisch
9. Obst
10. Zähne
11. schwimmen
12. weich

Slide 18 - Slide

Opdracht 2A
1. excuus
2. ver
3. rugzak
4. gedragen (zich) 

Slide 19 - Slide

Opdracht 2B
5. Klamotten
6. Zunge
7. draußen
8. einfach

Slide 20 - Slide

Opdracht 3A
stam = -n of -en van hele werkwoord af te halen
Stam van lernen = lern
Stam van wandern = wander

Slide 21 - Slide

Opdracht 3B
ik
jij
hij, zij, het, men, wie
wij
jullie
zij, u
ich
du
er, sie, es, man, wer
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en

Slide 22 - Slide

Opdracht 3C
1. wünsche
2. spielen
3. heißt
4. füttert
5. Wohnst
6. besuchen
7. Fragen
8. macht

Slide 23 - Slide

Opdracht 3D
1. schwimmt
2. Besuchst
3. spielt
4. fragen
5. versorgt
6. streicheln / streichelt 

Slide 24 - Slide

Opdracht 4
1. gefunden
2. gespielt
3. gekommen
4. gelaufen
5. gewünscht
6. fotografiert
7. gewesen
8. besucht

Slide 25 - Slide

Opdracht 5
1. B
2. A
3. September
4. B

Slide 26 - Slide

Bonusopdracht
1. Was ist dein Lieblingstier?
2. Ich habe einen Hund.
3. Das Tier ist süß, aber scheu. 
4. Mein Haustier (fr)isst am liebsten Fleisch. 

Slide 27 - Slide

Zelfstandig aan de slag!
- Maak in je boek
Kapitel 5, Grammatik (E), Aufgabe: 17, 18, 19, 20, 21

- Klaar? Maak online:
Kapitel 5, SlimStampen, Grammatik (E), Invul (A) (niet B)

Slide 28 - Slide

Kijk nu terug naar de lesdoelen:
- Je kunt een aantal gerechten bestellen, in het Duits.

- Je maakt kennis met het onbepaalde lidwoord, in het Duits.

- Je kent meer Duitse woordjes die over etenswaren gaan.



Slide 29 - Slide

Hausaufgaben 13-5-2025
Maken:
1. Kapitel 5, Grammatik (E), Aufgabe: 17, 18, 19, 20, 21 (boek)
2. Kapitel 5, Lernliste (DU-NL) (schrift)

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide