Révision V3 sept-korte versie

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Révision tâche de la semaine 38

bijvoeglijke nw

ontkenningen

bezittelijke vnw

kloktijden

mannelijk meervoud

Mannelijk enkelvoud

vrouwelijk meervoud

vrouwelijk enkelvoud

+ s

+ E

+ es

+ niks

Quelle phrase n'est pas correcte?

1. Ce sont mes petites soeurs
2. Ce sont des profs sympas
3. J'ai de bonne notes en français
4. Nous chantons de belles chansons

Comment dire en Français:
de groene (vert) muren (mur-m)

Ontkenningen en français

ne/n' ..^{(1e werkwoord)}.. pas/ plus/ jamais/ rien/ pas encore/ etcétéra

Quelle phrase n'est pas correcte?

1. Je n'ai jamais vu ce film
2. Il a rien dit
3. Tu as ne pas vu mon portable?
4. Tu ne veux plus manger?

Geef ontkennend antwoord > niet
Tu joues au foot demain? > begin als volgt: Non, je ...

Bezittelijk voornaamwoord

richt zich op het woord waar het bij hoort

mon/ma/mes

ton/ta/tes

son/sa/ses

notre/notre/nos

votre/votre/vos

leur/leur/leurs

Quelle combinaison n'est pas correcte?

1. mon frère, ma soeur, mes parents
2. notre chien, nos lapins, notre chat
3. mon ami, mon amie, mon grand-père
4. mon profs, mon amis, mon parents

Kloktijden en français:

Nà het hele uur > + minuten / et quart / et demi

Vòòr het hele uur t/m 29 min. 

> moins ... (minuten) / moins le quart

Quelle heure est-il?
5u30

Quelle heure est-il?
9u45

Et ... as-tu bien travaillé?

• bien appris la tâche de la semaine?
  
• répondu à toutes les questions?

Leer/ Herhaal nu de présent en de passé composé 

van regelmatige ww -er/ -ir/ re & 7 onregelmatige ww 

Présent regelmatige ww: 

leer de uitgangen die voor elke groep ww hetzelfde is 

bv voor -er ww: e, es, e, ons, ez, ent

Présent Onregelmatige ww:

stamp de vormen op volgorde in je hoofd

bv voor avoir: j'ai, tu as, il/elle/on a, nous avons, vous avez, ils/elles ont

de passé composé maak je met een hulpwerkwoord >  

avoir / être in de présent

+ een voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden > é/ i/ u

Voltooid deelwoord van ONregelmatige werkwoorden:

été / eu / allé(e)(s) / fait / pris / voulu / pu

Apprends BIEN la nouvelle tâche de la semaine ! 

Bonne chance!